Wat je schrijft ben je zelf
In alles wat we doen, zeggen of creëren, tonen we – vaak onbewust – onze persoonlijkheid.
Bij kunstenaars is dat een gerespecteerd handelsmerk: het werk van Rembrandt, Mick Jagger, Jamie Oliver of Steven Spielberg wordt door de kenners herkend aan de subtiele afdruk van de sprankelende geest van de maker.
Datzelfde geldt voor teksten. Daar staat niet alleen een verhaal, in de woorden die de schrijver koos. Tussen de regels door zien we ook nog de weerspiegeling van de schrijver zelf.
In typerend taalgebruik kun je zelfs karaktertrekken van de schrijver herkennen. Handig om te weten voor iedereen die teksten beoordeelt. Maar ook geweldig leuk voor wie z’n eigen teksten wil beoordelen.
Natuurlijk, wat fout is moet in een redigeerrondje worden gecorrigeerd. Maar gebruik eerst je tekst nog even als analytisch model om je eigen blokkades en uitdagingen in het leven helder in beeld te krijgen. Zo kun je handenvol geld uitsparen aan therapiekosten als je je eigen teksten analyseert.
Een stuk of zes eigenaardigheden om jezelf op te betrappen.
Dit artikel werd in iets andere vorm geplaatst in het tijdschrift Schrijven.
Tijdwissel
“Ze loopt voorzichtig naar de keukendeur, houdt haar adem in en keek in de donkere ruimte.”
Ook doorgewinterde schrijvers glijden soms even uit in de tijd: een zin of fragment begint in het heden en duikt opeens naar de verleden tijd.
Dit gebeurt op het moment dat het verhaal de schrijver te dicht op de huid komt. Veel schrijvers ‘voelen’ of ‘zien’ hun verhaal vlak voordat de juiste woorden neerdwarrelen om te beschrijven wat er gebeurt. Bij fictie vindt dit proces vaak bewuster plaats dan bij non-fictie.
Bij fragmenten waarin spanning moet worden opgebouwd, waarin heftige emoties worden beschreven of persoonlijke herinneringen de kop opsteken, is dat ‘doorvoelen’ soms even teveel. Omschakelen naar de verleden tijd geeft dan net voldoende afstand. De schrijver zit niet meer middenin het verhaal, haalt opgelucht adem en schrijft verder.
Tijdwissels ‘lees’ je dus om te ontdekken welke situaties spanning oproepen.
Persoonswissel
“Ik scheidde vorig jaar van hem. Het duurt toch nog een hele tijd voordat je weer normaal functioneert met je kinderen.”
Van eerste naar tweede of zelfs derde persoon doorschakelen is in therapeutische gesprekken een belangrijk aandachtspunt. ‘Zeg dat eens in de ik-vorm?’ is de aansporing die therapeuten gebruiken om de spreker met volle aandacht bij zichzelf en een gebeurtenis, emotie of verlangen te brengen.
Bij schrijfwerk heeft zo’n persoonswissel dezelfde functie als een tijdwissel: effe een beetje afstand nemen. Niet ik maar je, zij of het nog abstractere algemene ‘men’ maakt dit mee. Dat scheelt.
Persoonswissels in je tekst wijzen je de weg naar de plek waar nog wat onverwerkte emoties liggen te wachten op je volle aandacht.
Tussenvoegsels
“Het is soms best wel lastig om uiteindelijk dan toch maar te gaan beginnen aan een klusje dat je misschien eigenlijk helemaal niet zo enorm leuk vindt!”
Relativerende woorden – wel een beetje, eigenlijk, af en toe, misschien wel, niet echt, soort van, of zoiets, denk ik – moeten verzachtend werken. Dat werkt niet. Zeg het nou maar, verdomme! Tussenvoegsels vormen een glibberige laag glijmiddel die je lezer met misverstanden bedruipt.
De lezer wordt dus niet gespaard, terwijl de meeste schrijvers juist tussenvoegen om medeleven en begrip te suggereren, om een vervelende boodschap (‘Doe die rotklus direct!’) pijnloos te brengen. Elke communicatietraining leert ons daarentegen dat een ‘slecht nieuws gesprek’ maar op een manier gevoerd kan worden: breng het slechte nieuws. Je lezer is uitstekend in staat om dat te verwerken of naast zich neer te leggen. Moet ie wel eerst snappen wat je beweert. Daar ligt het probleem dus. Ben je onzeker? Geloof je je eigen boodschap wel? Durf jij als schrijver eigenlijk wel stelling te nemen? Onderschat je je lezer niet?
Gebruik onderstaand vragenrijtje als je stuit op een overdosis tussenvoegsels:
-Wat wil ik eigenlijk zeggen?
-Wat is de akeligste reactie die daarop kan komen?
-Is het realistisch om die reactie te verwachten?
-Zeg ik het dan toch of zeg ik het niet?
-Hoe doe ik dat open en eerlijk, in het vertrouwen dat mijn lezer tegen een stootje kan?
-Kan het helpen om mijn stelling te brengen als vraag?
Stopwoordje
“We liepen dus over het strand en opeens trapte ik dus in een kwal. Dat deed dus behoorlijk zeer.”
Elke schrijver (elke!) heeft z’n eigen lievelingswoorden. Die dingen leiden een soort eigen leven. Ongemerkt sluipen ze je eigen tekst in en…
Sorry. Die van mij is op dit moment kennelijk ‘eigen’.
Hoewel er stevig bezuinigd kan worden op stopwoorden is het interessant om ze te duiden. Kijk naar de intentionele waarde van het woord om de achilleshiel van de auteur in beeld te krijgen.
eigen – auteur stelt persoonlijke beleving centraal, durft niet te veralgemeniseren
maar – auteur blijft twijfelen of relativeren, vreest zichzelf of kritiek
dus – auteur suggereert logische samenhang tussen beweringen, wat een lezer ook zelf wel kan als die samenhang er is
en – auteur wil met een opsomming volledig zijn, maar benoemt kennelijk de kern niet
als/alsof/zoals – auteur zoekt het in eufemismen, twijfelt kennelijk aan directe omschrijvingen
toch – auteur wil overtuigen, twijfelt kennelijk aan inzicht lezer en eigen argumenten
wel – auteur wil overtuigen (‘de economische crisis is bij dit probleem wel belangrijk’) of relativeren (‘hij had 50 kilometer gewandeld en was wel moe’).
Ouderwets taalgebruik
“Niettegenstaande het feit dat archaïsche taal thans naast weerstand tevens misverstanden oproept, wordt het nochthans met regelmaat gebezigd.”
Een enkele echter, tevens of evenzeer moet kunnen. Maar de schrijver die zijn teksten consequent hult in een nevel van statige woorden verdoezelt daarmee vermoedelijk gewoon dat ie de ballen snapt van z’n onderwerp. Ja toch? Anders zeg je het toch gewoon zoals het is?
Er is nog een opvallende overeenkomst tussen moeilijkschrijvers. Ze lijden vaak aan wetenschap in het voorgeslacht. Dat klinkt viezer dan het is. In de praktijk betekent het dat paps of mams een universitaire opleiding volgde en op verwijtende toon zei: “Kind toch! Journalistiek? Dat is toch geen echt vak!” Met het gebruik van ingewikkelde woorden en zinnen bewijst de schrijver nu dat ie heus niet van de straat is, tot paps of mams (of beste vriend of partner of kind) het respect geeft waar hij nog steeds stiekem zo naar verlangt.
Dat gaat niet gebeuren. Daarom kun je net zo goed gewone woorden gebruiken. Hoeft niemand zich dom van te voelen. Ook je lezer niet.
Leestekens
“Daar stond ze!!! Wie had dat verwacht? Ik zeker niet…”
Leestekens. Fout van de schepping, of nuttig schrijfgereedschap?
Achter een leestekenlawine schuilt een onzekere, angstige schrijver. Leestekens vormen accenten in een tekst. Zonder die accenten moet de tekst ook al iets voorstellen. Alleen de faalangstige schrijver vreest te vaak dat ‘m dat niet lukt en overcompenseert.
De leestekens op zich:
-!-
Als een gegeven verbijstert kan het altijd zo genoteerd worden dat de zin zelf een uitroepteken is. Die hoeft er dan niet achter te staan. Wie veel uitroeptekens gebruikt komt misschien uit een gezin met twaalf kinderen, waar het heel wat moeite kost om een beetje aandacht te krijgen. Of hij is bang dat z’n lezer naar zijn vinger kijkt en niet naar de maan waar hij naar wijst. Onzekerheid dus!
-?-
Vraagtekens? Ook niet altijd terecht. De meeste vragen worden sterker als ze aan het denken zetten zonder als vraag te zijn gesteld. Veel vraagtekens wijzen erop dat de auteur ervan overtuigd is dat hij toch geen antwoord zal krijgen. Misschien omdat de vraag retorisch of niet interessant genoeg is?
-…-
De suggestieve puntjes… ze duiden maar al te vaak op een schrijver die bang is voor zijn leidinggevende functie. Een schrijver hoort richting te geven. Doel te bepalen. Met puntjes wordt de lezer daarentegen aangezet tot zelfwerkzaamheid… Er wordt iets bedoeld, maar wat? Nou, eigenlijk vooral dat de schrijver liever niet de eigen geest, maar, beetje laf, die van z’n lezer laat bepalen hoe het verhaal verder gaat…
Geneer je nooit
Okee. Dus al deze afwijkingen zie je terug in je eigen teksten? Geneer je niet. Je bent in goed gezelschap. Let er maar eens op: broodschrijvers en topauteurs, facebookers en notulisten, ze maken allemaal graag uitglijders in hun tekst. De kunst is om zowel hun als je eigen teksten met warmte en vergevingsbereidheid te lezen. Corrigeer dus onbekommerd wat fout is. Je wordt er zelf alsmaar beter van. Dat is nu eenmaal de lijn der dingen.
(de foto’s zijn trouwens genomen tijdens een workshop ‘Zakelijk schrijven met het creatiepentagram’ voor ondernemers uit het Westland.
Fotografie Edwin Lansbergen)