Tibisay Felida zocht vanuit Curacao een schrijfcoach. Door slim te googelen vond ze mij. We werken al een tijdje aan haar boek – fictie. Nu besloot ze dat ze een interview met me wilde houden over schrijven en schrijfcoaching. Na technisch geknutsel lukte het. Een uur lang interview. Dan weet je alles. En dan aan de slag.
Tag archieven: psychologie
T teveel – schrijffoutje
Vanochtend vond ik in mijn mailbox de aanmelding van een nieuwe cursist voor de workshop Lekker Bloggen. Heel discreet staat daar: ‘Ik schrijfT me in?’
Ik schrijft. Dat zou gewoon fout zijn. Maar ik schrijfT is meer een signaal.
Signalen op de snelweg
In mijn hersenen schuift de deur open naar een herinneringenkamertje. De snelweg. Achter mij een idioot die voortdurend z’n grote licht aan doet en weer uit. Een andere gek die me inhaalt en intussen een vies gebaar naar me maakt met z’n hand. En binnen een paar minuten twee, nee drie tegenliggers die ook al niet snappen dat je geen fel licht aan moet doen – en weer uit – als er iemand aan komt rijden op de andere rijstrook. Nou zeg, wat zijn al die medeweggebruikers opeens opgefokt vanavond zeg! Pas als er ook een vrachtwagenchauffeur met z’n lichten zit te spelen slaat de twijfel toe. Vrachtwagenchauffeurs zijn zelden opgefokt achter het stuur. Dat zijn vakmensen. Als die iets raars doen met hun lichten dan zit daar een Bedoeling achter. Signalen geven met je lichten, bedoeling, signalen, ze bedoelen iets… Maar wat? Is er een gesprek gaande over de hele snelweg, dat gevoerd wordt in een taal die ik niet ken? Een lichtgesprek? Is het misschien, dat heb ik wel eens meegemaakt, een waarschuwing dat er over een tijdje een snelheidscontrole is? Ach, dat is aardig… Maar ik rijd toch keurig, wacht, hoeveel rij ik nu?
Pas dan, als ik op mijn snelheidswijzer kijk, snap ik het. Mijn dashboard is fel verlicht, en dat betekent dat mijn koplampen niet aan zijn, want dan wordt het licht binnen minder fel. Niks opgefokte medeweggebruikers, juist enorme lieverds dat ze me met z’n allen proberen te wijzen op het feit dat ik mijn lichten niet aan heb, deze donkere avond. Klik. Aan.
“Sorry, sorry, sorry!” roep ik toch nog maar even in mijn auto naar mijn attente medeweggebruikers, die gerustgesteld doorrijden.
Het herinneringenkamertje schuift knarsend weer dicht.
Schrijffoutje
Ik schrijfT. Waarom? Met een rood hoofd open ik de inschrijfpagina op mijn site. Jawel. Daar staat het. ‘Ik schrijft me in voor…’ Arggggggh! Schrijfcursussen geven en dan zoiets op je site hebben staan! Zichtbaar voor alle schrijvers die best een keer mee zouden willen doen – tot ze zien dat ze begeleid gaan worden door iemand die nota bene op haar eigen site een T teveel zet, alsof er geen regels zijn, alsof taal er niet toe doet…
Voor al die mensen die dat dachten: sorry, sorry, sorry!
Ik heb ‘m weggehaald, die t. Je kunt je nu gerust inschrijven.
En voor al die mensen die zich in het verleden al eens inschreven zonder te zien dat er een t teveel stond: kom gerust nog een keer meedoen. Je hebt het nodig.
Ik geef alle terugkomers (en de cursist die me wees op de overtollige T natuurlijk) 10% korting als verontschuldiging.
Controleer hier het inschrijfformulier (nadat je op de agenda hebt gekeken aan welke workshop je graag mee wilT doen)
Ziekenhuis. Au.
Hoe komt het toch dat er steeds meer mensen ondersteuning zoeken bij andere genezers dan het ziekenhuis of de huisarts? Ik denk dat ik het weet. En het heeft nog niet eens te maken met waar je echt beter van wordt: dat weet je soms bij geen van beide soorten hulpverleners echt zeker.
In het ziekenhuis
“Spreek ik met Yoeke Nagel? Ik ben de arts die zojuist de kijkoperatie heeft gedaan. Alles is goed verlopen. We hebben een biebeliblom gevonden die we hebben kunnen flemedimoppen naar trictia. De kieredibom die we aantroffen in de hakkemidflipflop ziet er niet kroppedee uit zodat we goede hoop hebben dat we uiteindelijk, u moet hier denken aan een week of zes, meer duidelijkheid hebben of we ook de miksedikledder kunnen aanpakken in een wompedee procedure. Daarover gaan we uiteraard in overleg met u. Hebt u nog vragen?”
“Eh… ja, wel een paar. Hebt u kunnen zien waar de pijn vandaan komt?”
“Het lijkt erop dat de mekkedimom een sjimonak heeft gevormd. Dat kan pijn veroorzaken.”
“En waarom vormt een mekkedimom dan een sjimonak?”
“Ha ha! Mevrouw, als ik dat zou weten zou ik de nobelprijs winnen. Hebt u nog vragen?”
“Eh… ja. Over de eh…”
Oh jeetje, hoe heette dat allemaal ook al weer? Deze arts heeft het druk, dat kan ik zelfs door de telefoon merken. Wat zei ze nou precies? Au, trouwens. Kom, laat ik dan zelf maar proberen uit te zoeken wat er aan de hand is.
“Misschien is het handig om even op papier van u te krijgen wat u allemaal zei, dan kan ik het opzoeken en snap ik ook wat het betekent. Het operatieverslag zou wel handig zijn.”
“Uitstekend, ik zal dat doorgeven aan de hekerobonkoe van dienst. Die kunt u ook al uw vragen nog even stellen.”
“En hebt u ook kunnen ontdekken waar de pijn vandaan komt die er nu al langer dan een maand is?”
“Zucht. Zoals ik u zojuist al vertelde vermoeden we dat het hier gaat om de kieredibom die wat klopperdipop lijkt, maar daar kunnen wij niets aan doen, want daarmee maken we de kieredibom natuurlijk alleen maar meer sjimmedisjo. We zullen hier, dat zei ik al, nader overleg over hebben.”
“Dus de pijn blijft…”
“U kunt al uw verdere vragen stellen aan de hekerobonkoe. Ik wens u een fijne dag.”
Tuut. Loop loop loop. Au. Lift. Zoek, zoek, verdwaal, au au au, zoek, even zitten, au, loop, aha.
“Bent u de hekerobonkoe? Zou u mij kunnen helpen aan een operatieverslag zodat ik kan nalezen wat er allemaal gebeurd is en wat we nu verder tegen de pijn kunnen doen?” Au au au.
“Het is niet gebruikelijk dat een operatieverslag wordt meegegeven, nee. Hebt u dit besproken met de arts?”
“Eh… ja. De arts leek het een goed idee om een operatieverslag mee te geven ja.”
Bluf. Au. Soms helpt het, als je iets echt heel graag wilt weten, in een ziekenhuis.
“Het is niet gebruikelijk zei ik zojuist al. In verband met de privacy, begrijpt u wel.”
Au. “Eigenlijk begrijp ik dat niet, nee. Inzage in de gegevens over je eigen operatie lijkt me informatief voor mezelf. Ik zie niet in hoe mijn privacy tegen mijzelf zou moeten worden beschermd. Ja, ik snap dat het ongebruikelijk is, maar ik zou toch heel graag dat verslag hebben van u.” Au. Au.
“U hebt de arts al gesproken? Dan heeft die u ook precies verteld wat er allemaal gebeurd is.”
“Ja, maar ik moet wel toegeven dat ik het niet allemaal direct kon volgen zodat ik het heel graag op papier wil zien om op te zoeken wat ik niet begrijp.” Au.
“In verband met de privacy…”
“Ik heb u gehoord, au, maar ik wil toch heel graag dat operatieverslag.”
“Daar hebben we dan wel printerproblemen bij.”
“Dan hoop ik dat u die op een of andere manier kunt oplossen. En anders schrijf ik het wel even over van een computerscherm.” Au, au.
“Zucht. Dat verslag staat vol met latijnse woorden hoor.”
“Daar gaan we uitkomen. Au. Ik stel het enorm op prijs als u het toch voor elkaar zou kunnen krijgen.”
“Als u nog vragen hebt kunt u die ook aan mij stellen.”
“Ik wil wel graag weten waar de pijn vandaan komt en wat we er tegen kunnen doen.”
“U krijgt medicatie mee tegen de pijn. Vragen over de diagnose zelf moet u aan de arts voorleggen.”
“Ja, dat is fijn, die medicatie. Maar ik wil graag weten waar de pijn vandaan komt en vandaar dat ik…”
“Momentje, ik kom zo weer bij u.”
Wacht wacht wacht. Au. Wacht. Au au.
“Nou, het is toch gelukt. We hebben wat printers moeten omzetten maar hier is het rapport. Latijnse termen he. Het is heus geen onwil hoor, maar de printer…”
“Geweldig! Dank u wel.”
Nu kan ik alle termen opzoeken en zien wat er eigenlijk aan de hand is, volgens de artsen hier, zodat ik weet wat er gebeurd is en wat ze te weten zijn gekomen.
De alternatieve genezer
“Ik wilde graag bij u langs komen met pijnklachten. Er staat al een operatie gepland voor overmorgen.”
“Oei, pijn, dat is vervelend zeg. En al een maand? Oh bah. Eigenlijk zitten we vol tot over twee maanden. Maar hier is natuurlijk haast bij omdat die operatie er aan staat te komen. Ik bel u zo terug.”
Tring…
“We hebben even wat geschoven in de agenda. Twee klanten zijn naar een andere datum gezet. We zien u graag morgenochtend. Dan kijken we wat we kunnen doen om de operatie zo goed mogelijk in te gaan. Wat meer energie, minder pijn, en uitvinden wat de bron is van de pijnklachten, daar streven we naar, al kunnen we natuurlijk niks beloven.”
Gezien worden als mens
Okee. Ik ben er echt van overtuigd dat zowel de arts van dienst in het ziekenhuis als de verpleegkundigen zich enorm inzetten voor hun werk. En ik ben er ook van overtuigd dat ze daadwerkelijk een zinvolle bijdrage kunnen leveren aan gezondheidsproblemen. Sterker nog: ze redden levens. En toch voel ik me in het ziekenhuis vooral een lastpost. Omdat ik vragen heb, omdat ik de weg er niet kan vinden en altijd een formulier lijk te missen, omdat ik er ben, en het programma van elke arts en verpleegkundige daar sowieso al mee verstoor.
Terwijl ik bij een alternatief genezer met minstens zoveel inzet maar met heel wat meer hartelijkheid word verwelkomd, op veel kortere termijn, en aanmerkelijk gelukkiger naar huis ga omdat ik het gevoel heb gezien te zijn als mens, met alles waar ik vragen over heb en waar ik mee zit.
Communicatie is niet alleen een techniek, het is de manier waarop je omgaat met elkaar.
Een volgende keer misschien over welke gezondheids-ingreep meer effect heeft.
Schrijfoefening: parelduiken
Gratis dure schrijfweek in Frankrijk 3
Terwijl wij hier in Frankrijk een schrijfweek hebben met elke dag nieuwe schrijfoefeningen, huiswerk maken en onze verhalen voorlezen bij het vuur, geef ik jou graag dezelfde schrijfoefeningen die we hier doen – kado.
Vandaag is ‘Emotiedag’ want een verhaal is plat, leeg en saai als er geen emotie in voorkomt.
Emoties beschrijven is als het opduiken van parels in de zee.
Je duikt er in, pakt de oester vast waar de parel in zit en komt weer omhoog om naar het strand te rennen, waar je de parel uit de schelp haalt en zorgvuldig vastlegt in woorden.
De kunst is om die hele reis af te leggen zonder dat ding kwijt te raken.
Parelduiken werkt alsvolgt:
-Kies een emotie.
-Kies een herinnering waarin je die emotie voelde, zittend met gesloten ogen.
-Maak die herinnering levendig en zie jezelf daar in. Dit is je zee.
-Neem nu afstand van de scene die de emotie opriep, haal al je aandacht weg bij de scene, adem die aandacht helemaal in en richt ‘m op jezelf, op je lichaam. Dit is je oester.
-Hoe reageert je lichaam op deze emotie (de parel)?
Je emotie als toeristische attractie
Observeer, als een toerist in je eigen lichaam, wat er verandert aan je ademhaling, nu je deze emotie helemaal toelaat terwijl je zit met je ogen gesloten. Wat gebeurt er met je temperatuur? Ontstaat er ergens tinteling, kriebel, een gevoel alsof er iets draait, knijpt, drukt of wat dan ook? Neem waar. Ontstaat er een neiging tot bewegen? Wat? Geef er niet aan toe, maar neem waar dat die neiging ontstaat.
Open dan je ogen en noteer je waarnemingen. Je lezer kan nu raden welke emotie jij hebt gevoeld.
Dat is prettig voor het ‘show, don’t tell’ effect van een verhaal: je hoeft nu niet meer te vertellen dat je hoofdpersoon verliefd wordt (saaaaaaai), je kunt beschrijven hoe ze een vage glimlach op haar gezicht krijgt, diepe zuchten haar verlichting geven en haar lichaam steeds in een elegante dans lijkt uit te willen barsten terwijl haar ogen steeds dromerig blijven plakken aan alles waar ze naar kijkt.
Lezer zal nu zelf gaan vermoeden dat het mens verliefd is, terwijl ze het zelf nog niet eens door hoeft te hebben. En lezer gelooft dat ook nog es eerder dan als jij het beweert met zoveel woorden.
Schrijfoefening: Parelduiken
Beschrijf een emotie, van binnenuit. Neem bijvoorbeeld het moment dat, in Roodkapje, de jager de deur van grootmoeder’s huisje opent en daar ziet dat er een wolf in bed ligt met een dikke buik, terwijl grootmoeder en Roodkapje nergens te bekennen zijn.
Let op: je beschrijft de emotie zelf, dus de fysieke effecten van die emotie op hemzelf. Niet de gedachten die hij heeft, niet de actie die hij gaat ondernemen. Al mag die emotie daar best in uitmonden.
Maximaal 200 woorden.
Trouwens: hier zie je fragmenten van hoe Chris ons het sprookje van Roodkapje vertelde in gebarentaal! Ook een manier om geen last te hebben van taalverschillen.
Spreekwoorden
“Wij leven met een dode koekoek,” was zo’n prachtige spreekwoordvondst die een van mijn kinderen deed tijdens een potje ‘Verzin een spreekwoord of gezegde en laat de anderen raden wat het zou kunnen betekenen.’
Zelfbedachte spreekwoorden
Een goed zelfbedacht spreekwoord is direct helder. Deze raadden we dan ook meteen: we laten ons leven niet leiden door een klok of een agenda, we genieten van het moment. Of woorden van die strekking.
Het spel is volgens mij hard nodig in deze fase van de ontwikkeling van de mensheid. De spreekwoorden en gezegden die we hebben zijn bijna allemaal enorm gedateerd. Ze verwijzen naar een tijd waarin beroepsmatige handelingen in scheepvaart, leger en landbouw kennelijk de gesprekken bepaalden.
Iedereen hield destijds misschien wel eens een oogje in het zeil, had vorige week nog moeten maaien wat er gezaaid was of ging deze zondag weer eens een kogel door een kerk heen jagen, een knuppel in een hoenderhok gooien of een paar keer tegen een lamp lopen, gewoon, omdat het kon.
De zin van spreekwoorden
Spreekwoorden zijn hartstikke handig. Je kunt er onverwacht wijs mee uit de hoek komen (’t Kan vriezen, ’t kan dooien) zonder dat je nou per se de diepste diepte van wat je zegt hoeft te doorgronden. Je kunt ook straffeloos een oordeel uitspreken (‘Boontje komt om z’n loontje’) zonder dat je letterlijk je eigen, kwetsbare, mening geeft. Het geeft bovendien een lekkere culturele band als je samen snapt wat deze miniatuur-geheimtaaltjes betekenen. Geen wonder trouwens, want de blijvertjes onder de spreekwoorden komen ook voort uit een breed gevoelde Ervaring of Wetmatigheid binnen een bepaalde cultuur of tijd.
Moderne gezegden
Vraag is: waar blijven de nieuwe spreekwoorden en gezegden? Ze hoeven echt niet alleen maar te gaan over nieuwe technieken (‘Hij keek alsof z’n whatsapp account plotseling was opgeheven’) of ontwikkelingen (‘Hun relatie zit al 3 jaar in een IT-beursbubbel’).
Een tijd geleden informeerde ik of er dan niemand uitdrukkingen kende uit de Huisvrouwenwereld. Daar kwamen een paar schitterende reacties op. ‘Dweilen voor het feest,‘ of ‘Kruissteekjes borduren met staalkabel‘ noem ik. Daar moet meer te halen zijn. Waar blijven de gezegdes als ‘Hij zet er vuile borden bij als de afwasmachine al gedraaid heeft‘ (een onaangename en tijdrovende vergadertechniek, trouwens) of ‘Die opmerking was als aluminiumfolie in de magnetron‘.
Avocado of naaktslak
Onze totaal veranderde houding ten opzichte van de natuur zou evengoed kunnen leiden tot nieuwe spreekwoorden en gezegden. Niet meer het berustende en natuurbewuste ‘Elk vogeltje zingt zoals het gebekt is’, maar meer het eigentijdse, natuurvervreemde: ‘Met je blote voet op een stuk avocado trappen is net zo shit als op een naaktslak staan, maar het is wel eerder weer schoon.’
Mag ik je eigen suggesties eens horen?
Boeken
Mijn ouders verhuizen.
Omdat het goede mensen zijn
houden ze van boeken.
Van heel veel boeken.
Overal staan ze. Overal.
Ze mogen niet zomaar weg.
Ze moeten terecht komen bij mensen
die ook heel veel van ze zullen houden.
Of tenminste blij zijn dat ze komen.
Het zijn boeken over
-de oorlog
-steden
-natuur
-psychologie
-seksueel misbruik
-euthanasie
-gedragstherapie
-alchemie
-caligrafie
-opstellingen
-psychotherapie
-man/vrouw dingen
en ook
-de Verkadeboeken
-Bruintje Beer
-de Winkler Prins
-oude kinderboeken
-Engelse boeken
-romans
-woordenboeken
-naslagwerken
-en de volledige Groninger Encyclopedie
Show don't tell
Tijdens mijn schrijfworkshops geef ik graag een wat merkwaardige oefening die het beroemde principe ‘Show, don’t tell’ gemakkelijk toepasbaar maakt: laat zien, verklap niet wat er gebeurt. Je krijgt een kaartje met een emotie erop. Die emotie roep je op, je neemt waar wat er gebeurt in je lichaam als die emotie bezit van je neemt, en je noteert wat je voelt. Oproepen, waarnemen, weergeven.
Vervolgens leest iedereen de waarnemingen op en de anderen mogen raden welke emotie er wordt beschreven. Dat gaat geweldig goed. Probeer maar. ‘Mijn borst voelt zachter en ruim aan de binnenkant, mijn gezicht ontspannen en licht, ik glimlach, mijn ogen voelen helderder, het draait een beetje, heel vrolijk, in mijn keel. Mijn lippen tintelen. Ik zou willen zingen. En kusjes geven.’
Welke emotie? Ergens tussen ‘vertederd’, ‘ontroerd’ en ‘blij’ in.
Schrijfoefening
emotieschrijvenBekijk de emoties die in het plaatje hierboven zijn gemeten. Roep de emoties in alle rust zelf op. Noteer waar en wat jij daarvan waarneemt in je eigen lichaam. Tintelt het? Wordt het warmer, kouder, voller, leger, onrustig, kriebelig, hard, zacht, strak, versteend? Noteer.
Sta vervolgens op. Schud je armen en benen uit en schud de emotie van je af. Het is maar een spelletje. Adem goed door.
Laat nu iemand anders lezen wat je noteerde. Kan hij of zij raden om welke emotie het ging?
Emotie is meetbaar
Nu stuurde iemand me dit plaatje op van een Fins wetenschappelijk onderzoek, uit 2013, waarbij mensen werd gevraagd naar hun fysieke waarnemingen bij het voelen van 14 emoties. Ze tekenden op twee figuurtjes waar meer lichaamswarmte of energie leek te zijn, op de ander waar warmte of energie juist leek weg te trekken.
Niet iedereen voelde hetzelfde, maar de gemiddelden lieten wel degelijk een helder beeld zien: bepaalde emoties neemt iedereen op een vergelijkbare manier waar. En dat is kennelijk internationaal, want tijdens mijn schrijfworkshops bereiken we dezelfde conclusies. Je zintuiglijke waarneming is kennelijk een geweldig instrument in handen van de kundige schrijver.
Wil je een fragment meeslepend maken en ben je uit op emotioneel effect van je lezer, duik dan zelf de emotie in die je je hoofdpersoon wilt laten hebben (en je meelevende lezer dus ook). Oproepen, waarnemen, weergeven. Je zou kunnen zeggen dat dat het geheim is van ‘show, don’t tell’, maar geheim is het niet meer, want jij kunt het nu ook. En als schrijver zelfs iets nauwkeuriger, omdat je ook kunt aangeven of de verandering langzaam of snel gaat, prettig of akelig is.
(Doe zelf het onderzoekje op deze pagina)
Voorbeeld
Show don’t tellSchrijf je: ‘Hij was op slag verliefd op haar’ dan denkt je lezer vermoedelijk ‘Nou ja, dat zal nog wel meevallen.’ Of je lezer denkt helemaal niks en neemt het voor kennisgeving aan.
Schrijf je: ‘Hij staarde naar haar neusvleugeltjes zonder te knipperen. Elke gedachte verdampte uit zijn hoofd en een warme gloed verspreidde zich door zijn voelbaar uitdijende borstkas. Een schaapachtige glimlach zette zich vast op zijn gezicht. “Eh… helemaal alleen hier?” bloosde hij,’
dan denkt je lezer vermoedelijk iets als: ‘Zeg! Ik heb ‘m in de gaten, die ouwe! Hij is gewoon verliefd!’
Die conclusie maakt meer indruk als je lezer er zelf op gekomen is dan als jij het hem verklapt hebt. Je hebt laten zien wat er gebeurde, zonder het te benoemen. Show. Don’t tell. Dat doet je lezer wel.
Tussen de regels lezen
Wat je schrijft ben je zelf
In alles wat we doen, zeggen of creëren, tonen we – vaak onbewust – onze persoonlijkheid.
Bij kunstenaars is dat een gerespecteerd handelsmerk: het werk van Rembrandt, Mick Jagger, Jamie Oliver of Steven Spielberg wordt door de kenners herkend aan de subtiele afdruk van de sprankelende geest van de maker.
Datzelfde geldt voor teksten. Daar staat niet alleen een verhaal, in de woorden die de schrijver koos. Tussen de regels door zien we ook nog de weerspiegeling van de schrijver zelf.
In typerend taalgebruik kun je zelfs karaktertrekken van de schrijver herkennen. Handig om te weten voor iedereen die teksten beoordeelt. Maar ook geweldig leuk voor wie z’n eigen teksten wil beoordelen.
Natuurlijk, wat fout is moet in een redigeerrondje worden gecorrigeerd. Maar gebruik eerst je tekst nog even als analytisch model om je eigen blokkades en uitdagingen in het leven helder in beeld te krijgen. Zo kun je handenvol geld uitsparen aan therapiekosten als je je eigen teksten analyseert.
Een stuk of zes eigenaardigheden om jezelf op te betrappen.
Dit artikel werd in iets andere vorm geplaatst in het tijdschrift Schrijven.
Tijdwissel
“Ze loopt voorzichtig naar de keukendeur, houdt haar adem in en keek in de donkere ruimte.”
Ook doorgewinterde schrijvers glijden soms even uit in de tijd: een zin of fragment begint in het heden en duikt opeens naar de verleden tijd.
Dit gebeurt op het moment dat het verhaal de schrijver te dicht op de huid komt. Veel schrijvers ‘voelen’ of ‘zien’ hun verhaal vlak voordat de juiste woorden neerdwarrelen om te beschrijven wat er gebeurt. Bij fictie vindt dit proces vaak bewuster plaats dan bij non-fictie.
Bij fragmenten waarin spanning moet worden opgebouwd, waarin heftige emoties worden beschreven of persoonlijke herinneringen de kop opsteken, is dat ‘doorvoelen’ soms even teveel. Omschakelen naar de verleden tijd geeft dan net voldoende afstand. De schrijver zit niet meer middenin het verhaal, haalt opgelucht adem en schrijft verder.
Tijdwissels ‘lees’ je dus om te ontdekken welke situaties spanning oproepen.
Persoonswissel
“Ik scheidde vorig jaar van hem. Het duurt toch nog een hele tijd voordat je weer normaal functioneert met je kinderen.”
Van eerste naar tweede of zelfs derde persoon doorschakelen is in therapeutische gesprekken een belangrijk aandachtspunt. ‘Zeg dat eens in de ik-vorm?’ is de aansporing die therapeuten gebruiken om de spreker met volle aandacht bij zichzelf en een gebeurtenis, emotie of verlangen te brengen.
Bij schrijfwerk heeft zo’n persoonswissel dezelfde functie als een tijdwissel: effe een beetje afstand nemen. Niet ik maar je, zij of het nog abstractere algemene ‘men’ maakt dit mee. Dat scheelt.
Persoonswissels in je tekst wijzen je de weg naar de plek waar nog wat onverwerkte emoties liggen te wachten op je volle aandacht.
Tussenvoegsels
“Het is soms best wel lastig om uiteindelijk dan toch maar te gaan beginnen aan een klusje dat je misschien eigenlijk helemaal niet zo enorm leuk vindt!”
Relativerende woorden – wel een beetje, eigenlijk, af en toe, misschien wel, niet echt, soort van, of zoiets, denk ik – moeten verzachtend werken. Dat werkt niet. Zeg het nou maar, verdomme! Tussenvoegsels vormen een glibberige laag glijmiddel die je lezer met misverstanden bedruipt.
De lezer wordt dus niet gespaard, terwijl de meeste schrijvers juist tussenvoegen om medeleven en begrip te suggereren, om een vervelende boodschap (‘Doe die rotklus direct!’) pijnloos te brengen. Elke communicatietraining leert ons daarentegen dat een ‘slecht nieuws gesprek’ maar op een manier gevoerd kan worden: breng het slechte nieuws. Je lezer is uitstekend in staat om dat te verwerken of naast zich neer te leggen. Moet ie wel eerst snappen wat je beweert. Daar ligt het probleem dus. Ben je onzeker? Geloof je je eigen boodschap wel? Durf jij als schrijver eigenlijk wel stelling te nemen? Onderschat je je lezer niet?
Gebruik onderstaand vragenrijtje als je stuit op een overdosis tussenvoegsels:
-Wat wil ik eigenlijk zeggen?
-Wat is de akeligste reactie die daarop kan komen?
-Is het realistisch om die reactie te verwachten?
-Zeg ik het dan toch of zeg ik het niet?
-Hoe doe ik dat open en eerlijk, in het vertrouwen dat mijn lezer tegen een stootje kan?
-Kan het helpen om mijn stelling te brengen als vraag?
Stopwoordje
“We liepen dus over het strand en opeens trapte ik dus in een kwal. Dat deed dus behoorlijk zeer.”
Elke schrijver (elke!) heeft z’n eigen lievelingswoorden. Die dingen leiden een soort eigen leven. Ongemerkt sluipen ze je eigen tekst in en…
Sorry. Die van mij is op dit moment kennelijk ‘eigen’.
Hoewel er stevig bezuinigd kan worden op stopwoorden is het interessant om ze te duiden. Kijk naar de intentionele waarde van het woord om de achilleshiel van de auteur in beeld te krijgen.
eigen – auteur stelt persoonlijke beleving centraal, durft niet te veralgemeniseren
maar – auteur blijft twijfelen of relativeren, vreest zichzelf of kritiek
dus – auteur suggereert logische samenhang tussen beweringen, wat een lezer ook zelf wel kan als die samenhang er is
en – auteur wil met een opsomming volledig zijn, maar benoemt kennelijk de kern niet
als/alsof/zoals – auteur zoekt het in eufemismen, twijfelt kennelijk aan directe omschrijvingen
toch – auteur wil overtuigen, twijfelt kennelijk aan inzicht lezer en eigen argumenten
wel – auteur wil overtuigen (‘de economische crisis is bij dit probleem wel belangrijk’) of relativeren (‘hij had 50 kilometer gewandeld en was wel moe’).
Ouderwets taalgebruik
“Niettegenstaande het feit dat archaïsche taal thans naast weerstand tevens misverstanden oproept, wordt het nochthans met regelmaat gebezigd.”
Een enkele echter, tevens of evenzeer moet kunnen. Maar de schrijver die zijn teksten consequent hult in een nevel van statige woorden verdoezelt daarmee vermoedelijk gewoon dat ie de ballen snapt van z’n onderwerp. Ja toch? Anders zeg je het toch gewoon zoals het is?
Er is nog een opvallende overeenkomst tussen moeilijkschrijvers. Ze lijden vaak aan wetenschap in het voorgeslacht. Dat klinkt viezer dan het is. In de praktijk betekent het dat paps of mams een universitaire opleiding volgde en op verwijtende toon zei: “Kind toch! Journalistiek? Dat is toch geen echt vak!” Met het gebruik van ingewikkelde woorden en zinnen bewijst de schrijver nu dat ie heus niet van de straat is, tot paps of mams (of beste vriend of partner of kind) het respect geeft waar hij nog steeds stiekem zo naar verlangt.
Dat gaat niet gebeuren. Daarom kun je net zo goed gewone woorden gebruiken. Hoeft niemand zich dom van te voelen. Ook je lezer niet.
Leestekens
“Daar stond ze!!! Wie had dat verwacht? Ik zeker niet…”
Leestekens. Fout van de schepping, of nuttig schrijfgereedschap?
Achter een leestekenlawine schuilt een onzekere, angstige schrijver. Leestekens vormen accenten in een tekst. Zonder die accenten moet de tekst ook al iets voorstellen. Alleen de faalangstige schrijver vreest te vaak dat ‘m dat niet lukt en overcompenseert.
De leestekens op zich:
-!-
Als een gegeven verbijstert kan het altijd zo genoteerd worden dat de zin zelf een uitroepteken is. Die hoeft er dan niet achter te staan. Wie veel uitroeptekens gebruikt komt misschien uit een gezin met twaalf kinderen, waar het heel wat moeite kost om een beetje aandacht te krijgen. Of hij is bang dat z’n lezer naar zijn vinger kijkt en niet naar de maan waar hij naar wijst. Onzekerheid dus!
-?-
Vraagtekens? Ook niet altijd terecht. De meeste vragen worden sterker als ze aan het denken zetten zonder als vraag te zijn gesteld. Veel vraagtekens wijzen erop dat de auteur ervan overtuigd is dat hij toch geen antwoord zal krijgen. Misschien omdat de vraag retorisch of niet interessant genoeg is?
-…-
De suggestieve puntjes… ze duiden maar al te vaak op een schrijver die bang is voor zijn leidinggevende functie. Een schrijver hoort richting te geven. Doel te bepalen. Met puntjes wordt de lezer daarentegen aangezet tot zelfwerkzaamheid… Er wordt iets bedoeld, maar wat? Nou, eigenlijk vooral dat de schrijver liever niet de eigen geest, maar, beetje laf, die van z’n lezer laat bepalen hoe het verhaal verder gaat…
Geneer je nooit
Okee. Dus al deze afwijkingen zie je terug in je eigen teksten? Geneer je niet. Je bent in goed gezelschap. Let er maar eens op: broodschrijvers en topauteurs, facebookers en notulisten, ze maken allemaal graag uitglijders in hun tekst. De kunst is om zowel hun als je eigen teksten met warmte en vergevingsbereidheid te lezen. Corrigeer dus onbekommerd wat fout is. Je wordt er zelf alsmaar beter van. Dat is nu eenmaal de lijn der dingen.
(de foto’s zijn trouwens genomen tijdens een workshop ‘Zakelijk schrijven met het creatiepentagram’ voor ondernemers uit het Westland.
Fotografie Edwin Lansbergen)
Karma strikes back
Soms verlies ik mijn geduld even enorm.
Bij bezopen regelgeving en stugge ambtenaren, bij instanties die opgetrokken zijn uit onzinnige protocollen, bij mensen die liever een idee van een ander jatten dan er zelf eentje te bedenken, bij haastige spoed waarmee sowieso altijd alles tegen zit.
Dan troost ik me met deze kalmerende gedachte.
Adem in. Adem uit. Herhaal.
Uitbarsten is niet nodig. Karma strikes back, so that we don’t have to.
Karma slaat terug, zo dat wij dat niet hoeven te doen.
Adem in. Adem uit. Herhaal.
Meer energie
“Wat duurt dat toch verschrikkelijk lang voordat mijn telefoon weer opgeladen is!” klaagde ik tegen mijn dochter. “Het lijkt alsof er nooit meer energie bij komt.”
Ze deed de dwarswiebel met haar hoofd, wierp een enkele blik op m’n telefoon en zei ‘Mahaaaamm…’ wat klonk als ‘duhhh’. “Kijk dan!”
Ik zag niks bijzonders op het schermpje dat ze voor m’n gezicht hield.
“Jij laat wel zeven appjes draaien! Ja, nee, dan duurt het lang voordat je weer opgeladen bent.”
Een nieuw inzicht daalde langzaam en statig mijn bewustzijn binnen.
Een telefoon laadt sneller op als alle appjes tot stilstand zijn gekomen.
En dat heb ik zelf ook.
Meer energie – appjes stoppen
Als ik echt te druk ben en honderd dingen tegelijk doe en geen tijd heb en dan nog wat meer haast maak om het toch nog af te krijgen moet ik mezelf af en toe opnieuw opladen. Dat gaat het snelste als ik dan ook werkelijk alle activiteit stop.
Stoppen met plannen maken. Stoppen met bedenken hoe ik het beter had kunnen doen. Stoppen met nagiechelen over wat er fout ging. Stoppen.
Opladen. Meer energie krijgen.
Dit is vermoedelijk de essentie van meditatie.
Zitten in stilte.
Al je actieve appjes stoppen.
Opladen.
Klaar.