Tijdens mijn schrijfworkshops geef ik graag een wat merkwaardige oefening die het beroemde principe ‘Show, don’t tell’ gemakkelijk toepasbaar maakt: laat zien, verklap niet wat er gebeurt. Je krijgt een kaartje met een emotie erop. Die emotie roep je op, je neemt waar wat er gebeurt in je lichaam als die emotie bezit van je neemt, en je noteert wat je voelt. Oproepen, waarnemen, weergeven.
Vervolgens leest iedereen de waarnemingen op en de anderen mogen raden welke emotie er wordt beschreven. Dat gaat geweldig goed. Probeer maar. ‘Mijn borst voelt zachter en ruim aan de binnenkant, mijn gezicht ontspannen en licht, ik glimlach, mijn ogen voelen helderder, het draait een beetje, heel vrolijk, in mijn keel. Mijn lippen tintelen. Ik zou willen zingen. En kusjes geven.’
Welke emotie? Ergens tussen ‘vertederd’, ‘ontroerd’ en ‘blij’ in.
Schrijfoefening
emotieschrijvenBekijk de emoties die in het plaatje hierboven zijn gemeten. Roep de emoties in alle rust zelf op. Noteer waar en wat jij daarvan waarneemt in je eigen lichaam. Tintelt het? Wordt het warmer, kouder, voller, leger, onrustig, kriebelig, hard, zacht, strak, versteend? Noteer.
Sta vervolgens op. Schud je armen en benen uit en schud de emotie van je af. Het is maar een spelletje. Adem goed door.
Laat nu iemand anders lezen wat je noteerde. Kan hij of zij raden om welke emotie het ging?
Emotie is meetbaar
Nu stuurde iemand me dit plaatje op van een Fins wetenschappelijk onderzoek, uit 2013, waarbij mensen werd gevraagd naar hun fysieke waarnemingen bij het voelen van 14 emoties. Ze tekenden op twee figuurtjes waar meer lichaamswarmte of energie leek te zijn, op de ander waar warmte of energie juist leek weg te trekken.
Niet iedereen voelde hetzelfde, maar de gemiddelden lieten wel degelijk een helder beeld zien: bepaalde emoties neemt iedereen op een vergelijkbare manier waar. En dat is kennelijk internationaal, want tijdens mijn schrijfworkshops bereiken we dezelfde conclusies. Je zintuiglijke waarneming is kennelijk een geweldig instrument in handen van de kundige schrijver.
Wil je een fragment meeslepend maken en ben je uit op emotioneel effect van je lezer, duik dan zelf de emotie in die je je hoofdpersoon wilt laten hebben (en je meelevende lezer dus ook). Oproepen, waarnemen, weergeven. Je zou kunnen zeggen dat dat het geheim is van ‘show, don’t tell’, maar geheim is het niet meer, want jij kunt het nu ook. En als schrijver zelfs iets nauwkeuriger, omdat je ook kunt aangeven of de verandering langzaam of snel gaat, prettig of akelig is.
(Doe zelf het onderzoekje op deze pagina)
Voorbeeld
Show don’t tellSchrijf je: ‘Hij was op slag verliefd op haar’ dan denkt je lezer vermoedelijk ‘Nou ja, dat zal nog wel meevallen.’ Of je lezer denkt helemaal niks en neemt het voor kennisgeving aan.
Schrijf je: ‘Hij staarde naar haar neusvleugeltjes zonder te knipperen. Elke gedachte verdampte uit zijn hoofd en een warme gloed verspreidde zich door zijn voelbaar uitdijende borstkas. Een schaapachtige glimlach zette zich vast op zijn gezicht. “Eh… helemaal alleen hier?” bloosde hij,’
dan denkt je lezer vermoedelijk iets als: ‘Zeg! Ik heb ‘m in de gaten, die ouwe! Hij is gewoon verliefd!’
Die conclusie maakt meer indruk als je lezer er zelf op gekomen is dan als jij het hem verklapt hebt. Je hebt laten zien wat er gebeurde, zonder het te benoemen. Show. Don’t tell. Dat doet je lezer wel.