Hoe Sint Jozef je mijn huis verkoopt

Gezinswoning Arnhem“Ben je gelovig?” vroeg makelaar Wilfred Puntman me voorzichtig.
Ik aarzelde met mijn antwoord, want ik weet dat het nogal eens een lang verhaal kan worden als ik dan ‘ja’ zeg.
“Ben je bijgelovig?” specificeerde hij zijn vraag.
Daar kan ik gelukkig altijd volmondig ‘ja’ op zeggen.
“Dan krijg jij een Jozef van me,” kondigde hij aan.
Daar overviel hij me wel een beetje mee, maar hij legde het graag even uit.
“Sint Jozef is de beschermheilige van de huizen. Ik geef je een Jozef en die moet je begraven voor het huis dat je wilt verkopen, met het gezicht naar het huis toe en op z’n kop. Klinkt misschien mal, maar wij hebben er geweldige ervaringen mee. Drie huizen die al een tijdje te koop stonden gaven we een Jozef en alle drie waren ze binnen een maand verkocht.”

Heilige Jozef afranselen

Stolwijkpad 8 ArnhemNatuurlijk heb ik het even opgezocht, want ik mag dan bijgelovig zijn, maar ik pak dit soort projecten wel graag wetenschappelijk aan. Inderdaad. In een interessant artikel van journalist Peter Burger valt te lezen (met alle gebruikelijke disclaimers over dit soort tradities) hoe beschermheiligen worden aangespoord om goed hun best te doen voor je. Zo worden relieken en heiligenbeeldjes gerust afgeranseld, uitgescholden of buiten gezet als ze niet functioneren. Een Jozef op z’n kop begraven is dus voor hem zelf duidelijke taal: hij moet gewoon z’n werk doen.

Andere aanpak van je huis verkopen

Nou ben ik opgegroeid met de overtuiging dat straffen niet het beste middel is om een mens tot activiteit aan te zetten. Vriendelijk vragen: goed begin. Beloningen beloven: prima. Aanspreken op de eigen verantwoordelijkheid: uitstekend. Vertrouwensband onderhouden met een klein kadootje of wat lekkers: gehaaid en heel effectief. Stimuleren door te overladen met complimentjes en zo bij te sturen naar grote prestaties: grandioos.
Ik kies dus, bij wijze van experiment, voor een andere aanpak van de H. Jozef.

“Sint Jozef verkoop Stolwijkpad 8 in Arnhem”

Gezinswoning in ArnhemOm te beginnen heb ik Hem wat leuke hoekjes van mijn huis laten zien, zodat zijn motivatie van binnenuit komt. Vervolgens heb ik hem mee laten kijken terwijl ik aan het werk ben, zodat hij weet dat ik zelf ook m’n best doe en niet zomaar wat achterover leun terwijl hij moet sappelen. En nu ga ik ‘m begraven voor m’n huis, rechtop, zodat hij grondig te werk kan gaan bij het vinden van een nieuwe bewoner voor Stolwijkpad 8 in Arnhem. Bieden vanaf 160.000 euro, trouwens. Voor zo’n fijn huis.

Dreigen of samenwerken

Stolwijkpad 8 ArnhemMaar met respect zal ik Jozef behandelen. Als ik langs z’n verblijfplaats loop zal ik ‘m groeten en iets bemoedigends zeggen als: “Zo gaat ie prima Joos! Zet ‘m op he! Je doet het keigoed hoor!” En op zondagen krijgt hij een drupje wijn. Niet te veel. Net genoeg om zich te verheugen op de fles die we lostrekken met ‘M als het huis ook echt verkocht is. En hij komt niet op de Lijst van Zaken, want als hij z’n werk goed heeft gedaan mag hij van z’n pensioen komen genieten op een fijn plekje in ons nieuwe huis.
En nou maar zien welke aanpak het beste werkt. Dreigen of lekker samenwerken.

Bekijk intussen rustig het filmpje
van dit heerlijke huis Stolwijkpad 8 in Arnhem.

Schrijven met Penrose

‘Als je kunt schrijven met het pentagram, kun je dan ook schrijven met penrose?’ vroeg mij een man die van uitdagingen houdt. Vanzelfsprekend is ‘ja’ het antwoord. Alles waar een pen in zit maakt het leven immers beter. Maar hoe dan?

De Driehoek van Penrose

Eerst even wat pikante details over de Driehoek van Penrose. Je kent ‘m misschien uit PlayStation 3 of omdat Escher hem graag gebruikte in zijn grafische werk, deze kittige isometrische projectie. Anders dan het pentagram (een ster met vijf punten waarvan je er zes gebruikt in het Creatiepentagram) is de Driehoek van Penrose driedimensionaal. Althans, daar lijkt het op. Je ziet drie balken die haaks op elkaar staan en toch een driehoek vormen. Dat is goed te doen op papier, maar in het echt, van houten balkjes, is hij niet te maken.

“Hoe dan?”

En in die onmaakbaarheid zit ‘m nou precies de unieke schrijfgebruikswaarde van de penrose driehoek. Het ziet er vanzelfsprekend en harmonieus uit, dat ding, maar er moet een menselijke geest aan te pas komen om hem interessant te maken. Niet de menselijke geest die het houdt op een platvloers ‘Oh ja. Een malle driehoek. Whatever.’ Nee, om tot leven te komen is de Penrose Driehoek afhankelijk van een waarnemer die bereid is te twijfelen aan zijn waarneming. Eentje die ‘Hee wacht… Hoe dan? denkt. Eentje die het uitprobeert in z’n hoofd. Zo werkt het ook met tekst – en met politiek, maar daarover later.

Tekstdriehoek

Een goede tekst bestaat, net als een driehoek, uit drie aspecten die drie delen van het menselijk lichaam van de lezer raken: woordinslagpunten *):

  • Feiten (het hoofd)
    –‘Op maandagochtend wordt de stoep opgebroken i.v.m. de aanleg van een nieuwe riolering’
  • Emoties (het hart)
    ‘Mijn eigen stoep! Helemaal verdwenen! Ik kan wel janken.’
  • Ervaringen (de buik)
    ‘Loop je daar door die modder met je goeie schoenen.’

De lezer schept jouw verhaal

Heb je je tekst geschreven met deze volledige driehoek, dan heb je in principe een compleet verhaal. En toch: het is de geest van de lezer die bepaalt of hij je verhaal ook werkelijk voor zich ziet en het diepte, kleur en leven geeft. Dat kan alleen de lezer die zich afvraagt ‘Hoe dan?’ en er eigen beelden bij fantaseert.
Die lezer kun jij als schrijver niet scheppen. De lezer schept, omgekeerd, zelf jouw verhaal in z’n hoofd, met de details die jij geeft als bouwstenen. Is de lezer niet bereid tot dat deel van de klus, dan blijft je verhaal plat en eendimensionaal, als een malle driehoek. Dat is zo frustrerend voor schrijvers dat we vaak onze toevlucht nemen tot meer. Meer feiten, meer emotie, meer ervaringen.

Driedimensionaal verhaal

Hou maar op. Het werkt niet. Zeg het simpel. In het vertrouwen dat de leukste lezers je toch wel weten te vinden om eens lekker aan je tekst te twijfelen, net zo lang tot ze hem zo interessant gemaakt hebben als een onmogelijke, driedimensionale driehoek. Die van Penrose.
 


*) Bij commerciële teksten wordt graag nog een vierde lichaamsdeel van de lezer geraakt:
-Call to action
– de voeten
, om naar de winkel te rennen, of de handen die hunkeren naar een button om op te klikken voor meer informatie, deelnameformulier of om geld over te maken.
Lezer is alleen in beweging te krijgen met dit vierde punt als de overige drie al geraakt zijn.

In het voorbeeld zou dat kunnen zijn:
‘Klik hier als je nog een paar schoenen voor me hebt.’
 

Tussen de regels lezen

Wat je schrijft ben je zelf

subtiel taalgebruikIn alles wat we doen, zeggen of creëren, tonen we – vaak onbewust – onze persoonlijkheid.
Bij kunstenaars is dat een gerespecteerd handelsmerk: het werk van Rembrandt, Mick Jagger, Jamie Oliver of Steven Spielberg wordt door de kenners herkend aan de subtiele afdruk van de sprankelende geest van de maker.
Datzelfde geldt voor teksten. Daar staat niet alleen een verhaal, in de woorden die de schrijver koos. Tussen de regels door zien we ook nog de weerspiegeling van de schrijver zelf.
In typerend taalgebruik kun je zelfs karaktertrekken van de schrijver herkennen. Handig om te weten voor iedereen die teksten beoordeelt. Maar ook geweldig leuk voor wie z’n eigen teksten wil beoordelen.
Natuurlijk, wat fout is moet in een redigeerrondje worden gecorrigeerd. Maar gebruik eerst je tekst nog even als analytisch model om je eigen blokkades en uitdagingen in het leven helder in beeld te krijgen. Zo kun je handenvol geld uitsparen aan therapiekosten als je je eigen teksten analyseert.
Een stuk of zes eigenaardigheden om jezelf op te betrappen.
Dit artikel werd in iets andere vorm geplaatst in het tijdschrift Schrijven.

Tijdwissel

“Ze loopt voorzichtig naar de keukendeur, houdt haar adem in en keek in de donkere ruimte.”2015-05-27-EOS600D-2882
Ook doorgewinterde schrijvers glijden soms even uit in de tijd: een zin of fragment begint in het heden en duikt opeens naar de verleden tijd.
Dit gebeurt op het moment dat het verhaal de schrijver te dicht op de huid komt. Veel schrijvers ‘voelen’ of ‘zien’ hun verhaal vlak voordat de juiste woorden neerdwarrelen om te beschrijven wat er gebeurt. Bij fictie vindt dit proces vaak bewuster plaats dan bij non-fictie.
Bij fragmenten waarin spanning moet worden opgebouwd, waarin heftige emoties worden beschreven of persoonlijke herinneringen de kop opsteken, is dat ‘doorvoelen’ soms even teveel. Omschakelen naar de verleden tijd geeft dan net voldoende afstand. De schrijver zit niet meer middenin het verhaal, haalt opgelucht adem en schrijft verder.
Tijdwissels ‘lees’ je dus om te ontdekken welke situaties spanning oproepen.

Persoonswissel

2015-05-27-EOS600D-2876“Ik scheidde vorig jaar van hem. Het duurt toch nog een hele tijd voordat je weer normaal functioneert met je kinderen.”
Van eerste naar tweede of zelfs derde persoon doorschakelen is in therapeutische gesprekken een belangrijk aandachtspunt. ‘Zeg dat eens in de ik-vorm?’ is de aansporing die therapeuten gebruiken om de spreker met volle aandacht bij zichzelf en een gebeurtenis, emotie of verlangen te brengen.
Bij schrijfwerk heeft zo’n persoonswissel dezelfde functie als een tijdwissel: effe een beetje afstand nemen. Niet ik maar je, zij of het nog abstractere algemene ‘men’ maakt dit mee. Dat scheelt.
Persoonswissels in je tekst wijzen je de weg naar de plek waar nog wat onverwerkte emoties liggen te wachten op je volle aandacht.

Tussenvoegsels

“Het is soms best wel lastig om uiteindelijk dan toch maar te gaan beginnen aan een klusje dat je 2015-05-27-EOS600D-2880misschien eigenlijk helemaal niet zo enorm leuk vindt!”
Relativerende woorden – wel een beetje, eigenlijk, af en toe, misschien wel, niet echt, soort van, of zoiets, denk ik – moeten verzachtend werken. Dat werkt niet. Zeg het nou maar, verdomme! Tussenvoegsels vormen een glibberige laag glijmiddel die je lezer met misverstanden bedruipt.
De lezer wordt dus niet gespaard, terwijl de meeste schrijvers juist tussenvoegen om medeleven en begrip te suggereren, om een vervelende boodschap (‘Doe die rotklus direct!’) pijnloos te brengen. Elke communicatietraining leert ons daarentegen dat een ‘slecht nieuws gesprek’ maar op een manier gevoerd kan worden: breng het slechte nieuws. Je lezer is uitstekend in staat om dat te verwerken of naast zich neer te leggen. Moet ie wel eerst snappen wat je  beweert. Daar ligt het probleem dus. Ben je onzeker? Geloof je je eigen boodschap wel? Durf jij als schrijver eigenlijk wel stelling te nemen? Onderschat je je lezer niet?
Gebruik onderstaand vragenrijtje als je stuit op een overdosis tussenvoegsels:
-Wat wil ik eigenlijk zeggen?
-Wat is de akeligste reactie die daarop kan komen?
-Is het realistisch om die reactie te verwachten?
-Zeg ik het dan toch of zeg ik het niet?
-Hoe doe ik dat open en eerlijk, in het vertrouwen dat mijn lezer tegen een stootje kan?
-Kan het helpen om mijn stelling te brengen als vraag?

Stopwoordje

2015-05-27-EOS600D-2871“We liepen dus over het strand en opeens trapte ik dus in een kwal. Dat deed dus behoorlijk zeer.”
Elke schrijver (elke!) heeft z’n eigen lievelingswoorden. Die dingen leiden een soort eigen leven. Ongemerkt sluipen ze je eigen tekst in en…
Sorry. Die van mij is op dit moment kennelijk ‘eigen’.
Hoewel er stevig bezuinigd kan worden op stopwoorden is het interessant om ze te duiden. Kijk naar de intentionele waarde van het woord om de achilleshiel van de auteur in beeld te krijgen.
eigen – auteur stelt persoonlijke beleving centraal, durft niet te veralgemeniseren
maar – auteur blijft twijfelen of relativeren, vreest zichzelf of kritiek
dus – auteur suggereert logische samenhang tussen beweringen, wat een lezer ook zelf wel kan als die samenhang er is
en – auteur wil met een opsomming volledig zijn, maar benoemt kennelijk de kern niet
als/alsof/zoals – auteur zoekt het in eufemismen, twijfelt kennelijk aan directe omschrijvingen
toch – auteur wil overtuigen, twijfelt kennelijk aan inzicht lezer en eigen argumenten
wel – auteur wil overtuigen (‘de economische crisis is bij dit probleem wel belangrijk’) of relativeren (‘hij had 50 kilometer gewandeld en was wel moe’).

Ouderwets taalgebruik

“Niettegenstaande het feit dat archaïsche taal thans naast weerstand tevens misverstanden 2015-05-27-EOS600D-2879oproept, wordt het nochthans met regelmaat gebezigd.”
Een enkele echter, tevens of evenzeer moet kunnen. Maar de schrijver die zijn teksten consequent hult in een nevel van statige woorden verdoezelt daarmee vermoedelijk gewoon dat ie de ballen snapt van z’n onderwerp. Ja toch? Anders zeg je het toch gewoon zoals het is?
Er is nog een opvallende overeenkomst tussen moeilijkschrijvers. Ze lijden vaak aan wetenschap in het voorgeslacht. Dat klinkt viezer dan het is. In de praktijk betekent het dat paps of mams een universitaire opleiding volgde en op verwijtende toon zei: “Kind toch! Journalistiek? Dat is toch geen echt vak!” Met het gebruik van ingewikkelde woorden en zinnen bewijst de schrijver nu dat ie heus niet van de straat is, tot paps of mams (of beste vriend of partner of kind) het respect geeft waar hij nog steeds stiekem zo naar verlangt.
Dat gaat niet gebeuren. Daarom kun je net zo goed gewone woorden gebruiken. Hoeft niemand zich dom van te voelen. Ook je lezer niet.

Leestekens

2015-05-27-EOS600D-2891“Daar stond ze!!! Wie had dat verwacht? Ik zeker niet…”
Leestekens. Fout van de schepping, of nuttig schrijfgereedschap?
Achter een leestekenlawine schuilt een onzekere, angstige schrijver. Leestekens vormen accenten in een tekst. Zonder die accenten moet de tekst ook al iets voorstellen. Alleen de faalangstige schrijver vreest te vaak dat ‘m dat niet lukt en overcompenseert.
De leestekens op zich:
-!-
Als een gegeven verbijstert kan het altijd zo genoteerd worden dat de zin zelf een uitroepteken is. Die hoeft er dan niet achter te staan. Wie veel uitroeptekens gebruikt komt misschien uit een gezin met twaalf kinderen, waar het heel wat moeite kost om een beetje aandacht te krijgen. Of hij is bang dat z’n lezer naar zijn vinger kijkt en niet naar de maan waar hij naar wijst. Onzekerheid dus!
-?-
Vraagtekens? Ook niet altijd terecht. De meeste vragen worden sterker als ze aan het denken zetten zonder als vraag te zijn gesteld. Veel vraagtekens wijzen erop dat de auteur ervan overtuigd is dat hij toch geen antwoord zal krijgen. Misschien omdat de vraag retorisch of niet interessant genoeg is?
-…-
De suggestieve puntjes… ze duiden maar al te vaak op een schrijver die bang is voor zijn leidinggevende functie. Een schrijver hoort richting te geven. Doel te bepalen. Met puntjes wordt de lezer daarentegen aangezet tot zelfwerkzaamheid… Er wordt iets bedoeld, maar wat? Nou, eigenlijk vooral dat de schrijver liever niet de eigen geest, maar, beetje laf, die van z’n lezer laat bepalen hoe het verhaal verder gaat…

Geneer je nooit

Okee. Dus al deze afwijkingen zie je terug in je eigen teksten? Geneer je niet. Je bent in goed gezelschap. Let er maar eens op: broodschrijvers en topauteurs, facebookers en notulisten, ze maken allemaal graag uitglijders in hun tekst. De kunst is om zowel hun als je eigen teksten met warmte en vergevingsbereidheid te lezen. Corrigeer dus onbekommerd wat fout is. Je wordt er zelf alsmaar beter van. Dat is nu eenmaal de lijn der dingen.
(de foto’s zijn trouwens genomen tijdens een workshop ‘Zakelijk schrijven met het creatiepentagram’ voor ondernemers uit het Westland.
Fotografie Edwin Lansbergen)

Meer energie

webtekst“Wat duurt dat toch verschrikkelijk lang voordat mijn telefoon weer opgeladen is!” klaagde ik tegen mijn dochter. “Het lijkt alsof er nooit meer energie bij komt.”
Ze deed de dwarswiebel met haar hoofd, wierp een enkele blik op m’n telefoon en zei ‘Mahaaaamm…’ wat klonk als ‘duhhh’. “Kijk dan!”
Ik zag niks bijzonders op het schermpje dat ze voor m’n gezicht hield.
“Jij laat wel zeven appjes draaien! Ja, nee, dan duurt het lang voordat je weer opgeladen bent.”
Een nieuw inzicht daalde langzaam en statig mijn bewustzijn binnen.
Een telefoon laadt sneller op als alle appjes tot stilstand zijn gekomen.
En dat heb ik zelf ook.

Meer energie – appjes stoppen

Als ik echt te druk ben en honderd dingen tegelijk doe en geen tijd heb en dan nog wat meer haast maak om het toch nog af te krijgen moet ik mezelf af en toe opnieuw opladen. Dat gaat het snelste als ik dan ook werkelijk alle activiteit stop.
Stoppen met plannen maken. Stoppen met bedenken hoe ik het beter had kunnen doen. Stoppen met nagiechelen over wat er fout ging. Stoppen.
Opladen. Meer energie krijgen.
Dit is vermoedelijk de essentie van meditatie.
Zitten in stilte.
Al je actieve appjes stoppen.
Opladen.
Klaar.

Volle maan

vollemaanWat is dat toch met ons, dat we zo lyrisch kunnen worden van een volle maan?
In mijn familie wordt slecht geslapen als dat ding daarboven staat te loeien in volle glorie. Ook als er donkere gordijnen voor het raam hangen. Er zal dus echt wel iets bijzonders zijn met volle maan. Iets mysterieus en magisch waar we op reageren met een ‘anders dan anders’-gevoel.

Heksenbijeenkomsten en romantisch samenzijn

En er is ook een volkomen vanzelfsprekend aspect aan zo’n volle maan dat ik maar weinig tegenkom in de gesprekken erover.
Licht. Een volle maan zorgt ervoor dat je in de nacht buiten meer kunt zien dan anders. Elkaar, bijvoorbeeld.
Dat was vooral vroeger, toen er nog niet overal straatlantarens en neonreclames schenen, heel handig.
Wilde je elkaar ontmoeten op een rustige plek, buiten de stad, niet bij iemand thuis maar op neutraal terrein, dan sprak je dus af met volle maan.
Vooral als je iets te doen had wat niet iedereen hoefde te weten.
Een heksenbijeenkomst bijvoorbeeld. Of een romantisch rendez-vous met een illegale geliefde die je gerust zwijmelend in de ogen wilde kijken terwijl je er de sterren mee van de hemel vree.

Nacht voor spannende dingen

Nu was vrijdag de dertiende altijd al een datum voor spannende dingen. Een vrijdag de 13e met volle maan is dus een luidkeelse uitnodiging om vannacht eens stevig de beest uit te hangen. Altijd al geweest. Whoeoeoeoeeeeee!

Ik heb er genoeg van

Woordmagie: met woorden een vorm vinden die ruimte is.

Woordmagie: met woorden een vorm vinden die ruimte is.


Schrijvers bepalen de gedachten van de lezer. Denken we. Met woorden zouden we een vorm kunnen creeren die ruimte is. Een sierlijk kader rond de creatieve gedachten van de lezer.
Doen we niet.
We schrijven zo exact mogelijk, geven richting, laten het liefst geen ruimte voor twijfels. De lezer ergert zich daar al snel aan en voelt zich gemanipuleerd. Terecht.
Woorden, namelijk, zijn vaak enorm beperkend.

De vleugel ‘seks’ wordt gesloten

Noem, bijvoorbeeld, een band tussen twee mensen ‘relatie’ en er schuift meteen een hele expositieruimte open naar alle overtuigingen die we zoal hebben over ‘relatie’.
Een sokkeltje waarop ‘uniek’ staat, een vitrinekast met voorwerpen als ‘familiefeest’, ’toekomstplannen’ en ‘samen doen’, een mooi uitgelicht hoekje met ‘wederzijdse verplichtingen’ en ‘compromissen sluiten’, misschien zelfs een stilleventje rond ‘samenwonen’.
Noem het ‘gewoon vrienden’ en de hele vleugel ‘seks’ wordt gesloten, terwijl de dependence met ‘leuke dingen doen’ openzwaait.

De kracht van overtuigingen

Dat zit ‘m niet in de woorden zelf, maar in de overtuigingen die we ongemerkt hebben opgebouwd over de invulling van zo’n woord. Ongemerkt en onbewust: we weten vaak pas welke overtuigingen we hebben over een thema als we tegen zo’n vitrinekast aanbotsen en ons afvragen of het nou wel zo terecht is dat het er bij staat. Of als iemand anders uitroept dat deze expositie beter kan worden aangevuld of uitgedund omdat het niet hoort wat er staat.
De kunst is om woorden zo te gebruiken dat er een prachtige ruimte ontstaat, met zorg afgewerkt. Een door de schrijver afgebakende ruimte – zij bepaalt het thema, de rest is vrij –  die de lezer uitnodigt om z’n eigen expositie samen te stellen, zelf te bedenken hoe zo’n woord precies de juiste persoonlijke invulling krijgt. Niet te veel, niet te weinig, precies goed.

Woordmagie en dwarrelwoorden

Deze kunst is Woordmagie. Het klopt precies wat er staat, omdat de tekst vorm geeft aan de ruimte die de lezer aangeboden krijgt. Dat vraagt om een spelende geest van schrijver en lezer. Het vraagt om oprechtheid, tegen het pijnlijke aan. Het vraagt ook om geduld, waarmee je wacht tot precies het juiste woord is neergedwarreld, een dwarrelwoord dat traag en elegant op je hand valt om met een spotje erop in je tekst te worden gehangen via je toetsenbord.

Ik heb er genoeg van

‘Ik heb er genoeg van’ is zulke woordmagie. In mijn omgeving zijn tot mijn grote plezier een paar mensen waarvan ik genoeg heb. Ze lopen de deur niet plat bij me en toch hoef ik ze nooit lang te missen. Het is precies genoeg. Toch kan ik ze beter niet zeggen dat ik schoon genoeg van ze heb, want het zou reuze jammer zijn als ze dat reuzecompliment niet op waarde weten te schatten.
Woordmagie valt dus niet echt mee. Je moet rekening blijven houden met de inrichtingsgewoontes van de ruimte die je creeert door er woorden aan te geven. En je moet er mee leren leven dat je als schrijver niet alles voor het zeggen hebt: je geeft ruimte. Hoe die wordt ingericht is aan je lezer.
 

Schatschrijven in Den Haag

Een prachtige kans om hiermee te spelen, te oefenen en elkaars beste schrijftips te horen dient zich al snel aan: de dagcursus Schatschrijven op zondag 1 september in Den Haag.
Voor 121 euro, incl. btw, maak je een schrijfdag mee vanaf 09.30 waar je helemaal genoeg van hebt om 17.00 uur.

Meer informatie
Inschrijven

Magisch werk

Belemmerende gedachten gaan in rook op


“Schrijf even op van welke zorgen je vandaag geen last wilt hebben,” vraag ik meestal aan het begin van een workshop.
De briefjes verzamel ik in een nachtblauw zwijgdoosje met een prachtige maan op het deksel en zet dat weg.
“Goh. Dat lucht op!” zeggen cursisten dan vaak.
Het is letterlijk uit je systeem op het moment dat je je belemmerende gedachten in woorden hebt gevangen en apart hebt gezet.
Ik kan wel raden wat er op staat. ‘Snap ik dit wel.’ ‘Lachen ze me niet uit.’ ‘Haalt H. de kinderen wel op tijd bij oma op.’ ‘Is dit geen weggegooid geld’. Dat denk ik namelijk zelf ook altijd voordat ik me durf over te geven aan wat de dag me zal brengen.
We spreken af dat iedereen die dat wil z’n zorgen na de workshop weer mag terugpakken uit het doosje.
Tot nu toe is dat nog nooit gebeurd. Terecht. Zorgen die je echt nodig hebt vinden zelf de weg naar huis wel weer.
De andere zorgen en belemmerende gedachten verbrand ik, als ik weer thuis ben met het nachtblauwe zwijgdoosje.
Uit respect voor de zorgen – die dingen doen toch ook hun stinkende best om je leven kleur te geven – strooi ik in de vlammen nog even wat palo santo, lekker ruikend reinigend hout.
Simpel magisch werk waarvan het effect direct merkbaar is.
Dat lucht op.

Tot onze spijt – jij wint

Het licht viel net een beetje mal op het gezicht van die soldaat, vond de eindredacteur van dienst. Het was 1967.
Hij koos een paar foto’s uit van het rolletje dat Co Rentmeester hem stuurde. De rest ging terug. Geen belangstelling. Co zelf vond het toch nog best een aardig beeld, voor het eerst in kleur, dat van die militair in een tank, ergens in Vietnam, met dat lichtstreepje dat net in z’n gezicht viel. Het bemodderde gezicht. De uitdrukkingsloze kramp rond de mond. Hij stuurde hem op naar de World Press Photo – en won. Google ‘m even.

Kwaliteit herkennen

Afgekeurde foto’s die de wereldgeschiedenis ingaan als icoon voor een tijd.
Teksten die eindeloos werden bijgewerkt, omgegooid, weggeschrapt en aangevuld om uiteindelijk eeuwige roem te vergaren onder een titel als ‘I can’t get no satisfaction’.
Een stel schetsen van Jeroen Bosch, verborgen onder een schilderij dat al door duizenden kunstkenners werd bekeken.
Nou ja, ik bedoel maar.
Heb jij ook wel eens zo’n mailtje gevonden dat begint met: ‘Tot onze spijt…’ ?
Trek het je niet te veel aan.
Kwaliteit wordt wel vaker niet direct herkend.
Niet door de maker zelf, die er maar aan blijft knutselen tot het nog beter is.
Niet door de officiële beoordeler van het werk, die het afkeurt omdat hij iets anders in of aan z’n hoofd had.
Maar uiteindelijk, soms, wel, na verloop van tijd, per ongeluk, toch nog, toevallig.

Advies voor succes

Leef dus zo dat toeval altijd een goede kans heeft.
Kun je altijd nog beroemd worden.
Later.

Snelle service van de goden

Soms werken Ze opeens pijlsnel


Met grote moeite scheurde ik me uit mijn bed op zaterdagochtend. Tijd voor mijn reis naar het trainingsweekend met Vivianne Crowley, een gewaardeerde docente die ons onder andere zou meenemen in een Samhain ritueel.
Beetje vroeg in het jaar, maar ja.
Samhain is het jaarfeest waarbij afscheid nemen en loslaten een belangrijke rol speelt. Geen lichtzinnig feestje dus, maar een pittig weekeinde zou het worden. Voor voorbereidingen had ik totaal geen tijd gehad: de hele week al volgden de afspraken elkaar op. Leuk, maar ook vermoeiend.

Je zou het kunnen krijgen

Daardoor kwam ik er pas in de auto aan toe – anderhalf uur rijden is voor zoiets wel genoeg – om na te denken over de vraag die Vivianne de deelnemers vooraf stelde: waarvan zou je zelf afscheid willen nemen?
In zulke gevallen moet je altijd voorzichtig zijn met wat je vraagt, want je zou het kunnen krijgen. Op de gekste momenten horen de goden je verzoeken en beantwoorden die soms met een griezelig gevoel voor humor.
De vraag om ‘meer rust’ bijvoorbeeld zou wel eens kunnen leiden tot een heftige blessure waardoor je niet meer kunt werken. En ‘minder werk’ is al helemaal geen goed verzoek, omdat ik als zelfstandig ondernemer geniet van leuke klussen en er ook nog eens financieel afhankelijk van ben. Uiteindelijk besloot ik mijn ‘afscheidsverzoek’ weloverwogen te formuleren als: ‘Minder jachtig in het leven staan en toch volop genieten van overvloed.’

Vrolijke smiley

Zodra ik aankwam op de prachtige locatie waar het weekeinde gepland was viel het me al op dat het er behoorlijk rustig was. Deelnemers aan een paganistische training kunnen nogal eens buitengewoon levenslustig en eh… hoorbaar zijn. Nu niet.
Ik dwaalde door lege gangen, opende zelfs hier en daar een zaaldeur… Niemand.
Uiteindelijk sms-te ik dus de organisatrice van het geheel maar. ‘In welke zaal zitten we eigenlijk?’
Op mijn schermpje verscheen het antwoord, met een vrolijke smiley erbij: ‘In Zaal Vijf. Half november, trouwens.’

Toeoeoeoet…

Ik ben inmiddels heel wat wonderen gewend. Maar de snelheid waarmee de goden dit keer mijn verzoek om een minder jachtig leven inwilligden, sloeg alles. In grote dankbaarheid en met een brede grijns stapte ik weer in m’n nog warme auto en reed in anderhalf uur terug naar huis. Heel rustig. Om lekker te genieten van een onverwachte vrije dag.

Amuletten in je portemonnee

Afrikaanse krachtvoorwerpen en amuletten


Of ik ook portemonnees lees, vroeg de redactie van ’10x beter – over geld’, een tv-programma. Tuurlijk. Als ik damestasjes en herenbroekzakken kan lezen, dan moet dat met portemonnees ook kunnen.
Vandaag hadden we dus opnames in, op mijn verzoek, het Afrikamuseum in Berg en Dal. Een aanrader.
Dat staat immers bol van de amuletten en geluksbrengers waar wij, westerlingen, een beetje om moeten giechelen.
Een katoenen koordje om je nek dragen om mooiere borsten te krijgen? Beetje mal. Een lint om je enkel om harder te kunnen lopen? Bijgeloof natuurlijk.
Nee, dan wij, nuchterlingen.
Wij hebben in onze portemonnee – het hart van de damestas, de trofeebuidel van de herenbroekzak –  uitsluitend functionele zaken zitten. Zeggen we.
Maar vandaag las ik opnieuw een aantal portemonnees en kan niet anders concluderen dan dat we, gelukkig maar, ons puur menselijk verlangen naar ondersteunende symbolische objecten niet verloren hebben.

Condoom of vruchtbaarheidsamulet

In veel portemonnees zitten bijvoorbeeld fotootjes van de kinderen. “Zo zijn ze toch een beetje bij me,” is de uitleg.

Westers krachtvoorwerp met stamduiding (winkelpasjes)


Of een sieraad. “Gekregen van een vriendin, kapot, maar zoiets doe je niet weg.” Nee. Maar de keuze om het altijd bij je te dragen in je portemonnee is nou ook weer het andere uiterste.
En een hele grappige: veel Afrikaanse amuletten en krachtvoorwerpen zijn gericht op het vergroten van de vruchtbaarheid. Die draag je dus altijd met je mee. Westerse vrouwen, daarentegen, hebben vaak in hun portemonnee een stripje van de pil, of een condoom.
Kun je maar beter bij je hebben, voor het geval dat… Ook al zijn ze al lang en breed over datum. Zo is aan de spullen die we met ons meedragen veel te zien over wat een samenleving belangrijk vindt. Kinderen krijgen, of juist voorkomen.

Winkelpasje: ‘Ik hoor bij deze stam’

Bij een stam horen, met een bijzondere gevlochten ketting, is in Afrika belangrijk. Hier draag je een winkelpasje bij je. Bij die zaak wil je vaker komen. Daar voel je je vertrouwd, die past bij je.
Nee, dat is niet ‘puur praktisch’, want de meeste winkelpasjesdrager geven ruiterlijk toe dat ze het ding altijd vergeten als ze in de betreffende winkel zijn. De symbolische waarde is belangrijker: ‘hier hoor ik bij.’ En om dat te bewijzen gaan ze me een voorkeursbehandeling geven met korting. Winkelpasjes zijn de magische objecten van het westen, waar onze identiteit aan is af te lezen.
De uitzending van deze aflevering van 10xbeter – geld – is inmiddels geweest en kun je bekijken op de ‘film’pagina van deze site.