Het was haar laatste werkdag. Voorlopig. Niemand wist iets en zo wilde ze het ook.
Toen ze de hoek om reed zag ze al dat er iets aan de hand was. Aan haar voordeur hingen roze ballonnen. Twee grote roze linten wapperden er vrolijk omheen. Op het kartonnen bord in het midden stond haar naam.
Nog voordat ze de sleutel kon omkeren in het slot werd de deur opengegooid en daar stonden haar dochter met haar allerbeste vriendin en haar zoon. Ze straalden van trots en enthousiasme.
‘Je krijgt een feestje van ons!’ ‘Kom, kom!’ ‘Er is ook taart!’ riepen ze door elkaar.
Armen om haar heen. Vrolijkheid. Haar lievelingsmuziek uit de kamer en kaarslicht.
De tafel was prachtig gedekt en uit de keuken huppelde een neveltje geuren hen tegemoet. Gezonde maaltijd. Verse, zelfgemaakte gerechten met veel kruiden. Haar wangen kriebelden van de tranen. Ze lachte. Iemand gaf haar een zakdoekje aan. En nog eentje. Zo blij was ze de afgelopen anderhalf jaar niet meer geweest. Wat mooi! Wat lief! Ze lachte en snoot haar neus opnieuw. Als ze nu diep zou ademen zou er een brul uit haar keel komen die nooit meer zou stoppen. Zoveel blij moest er eigenlijk nog uit. Of iets anders. Maar wel een brul.
Haar kaken en wangen hadden al lang geen lach meer gevormd en toch waren de spieren die ze daarvoor nodig had vanzelf weer tot leven gekomen. Alles leefde.
Eerst aten ze taart. Met hun vingers. Ze zongen mee met de liedjes die de twee meiden kennelijk zorgvuldig voor haar hadden uitgezocht en op een stickje hadden gezet. De champagnekurk raakte het plafond. Applaus. Toen aten ze, samen aan tafel, de ballonnen aan de lamp wiegden op de warme dampen uit de pannen en op de trillingen van haar stem, hun gelach, iemand gaf haar een zakdoekje, de muziek, de levendige gesprekken, het licht van de kaarsen, de smaak van dit heerlijke eten, vers gekookt, met liefde bereid. Voor haar. Er waren pakjes. De muziek, op haar Ipod. Een prachtig ingepakt setje flesjes met een homeopathisch middel om het gemakkelijker te maken voor haar. Een klein spelletje. Een foto.
Na het eten pakte haar dochter haar hand. Haar allerbeste vriendin legde een arm om haar heen. Haar zoon liep voor ze uit naar de badkamer en opende, als een portier in livrei, met een diepe buiging de deur. ‘Mag ik u verzoeken?’
Ze glimlachte en maakte een kniksje. Wat werd hij al groot. ‘Heel graag, meneer, dank u vriendelijk.’ Zelfs de badkamer hadden ze mooi gemaakt. Ook hier de roze ballonnen. Steeds vijf kaarsen bij elkaar op een schotel, in elke hoek eentje. De muziek. Een arm om haar heen. De allerbeste vriendin pakte de tondeuse en gaf hem aan haar. Met een elegant gebaar overhandigde zij hem als eerste aan haar dochter. Iemand gaf haar een zakdoekje. Ze keek in de spiegel, zwaaide eventjes en sloot haar ogen. ‘Begin maar vooraan,’ zei ze. De linkerkant deed haar dochter. De rechterkant deed de beste vriendin. De achterkant deed haar zoon.
Ze konden er de glazen weckfles half mee vullen. Die ging morgen mee. Dit keer zou haar haar niet uitvallen. Het leven zelf had ze in die pot. De muziek. De arm om haar heen. Taart. Ze lachte. Een zakdoekje. Nog nooit was ze zo gelukkig begonnen aan een serie bestralingen.
Met dank aan mijn prachtige nicht Rosa M.
Yoeke, wat heb je dat gruwelijk mooi geschreven. Pijnlijk en ook zo prachtig!
Ah, dank je!