De Vampier-Hulpwerkwoordenbingokaart

Pas op!

Bovenstaande (hulp)werkwoorden kunnen een vampier zijn.
Dat wil zeggen: het zou kunnen zijn dat ze zelf eigenlijk vaak helemaal geen eigen betekenis blijken te hebben in je tekst. Vampierhulpwerkwoordbingowoorden zet je, vaak ongemerkt, in om je boodschap milder te maken, af te zwakken, minder stellig over te komen, voorzichtig te blijven.
Dat kost tijd en moeite voor je lezer. Die wil gewoon weten waar het nou eigenlijk over gaat.

Hoezo vampierwoorden

Als schrijver streef je ernaar dat elk woord een beeld oproept als het in de spiegel van de lezer kijkt.
Vampiers hebben geen spiegelbeeld. Daar herken je ze aan.
Ook vampierwoorden roepen geen beeld op. De hulpwerkwoorden van deze bingokaart zijn dan ook meestal extra’s, opgeklopte zinvulling.
Ook woorden als ‘een beetje, ergens, nogal, eigenlijk, meestal (!), toch, dus, tamelijk, … , bijna, dan ook, vaak en een stukje’ zijn meestal slecht vermomde vampieren. Het zijn kleffe knuffelwoordjes om je boodschap te verzachten of te maskeren dat je eigenlijk ook niet precies weet waar je het over hebt. Dat zie je vaak terug in overheids- en managementrapporten. Niks mis met knuffelen, maar niet in de hoop dat je harde boodschap onopgemerkt blijft.

Een vampierwoord (of knuffelwoord) versluiert of verdoezelt,
lispelt of charmeert, relativeert of sust,
maar voegt geen eigen betekenis toe aan je tekst.

Vermoed je dat zo’n woord weg kan?

Controleer het door hem in het hart te prikken met je deleteknop.
Als je zin bloedend in elkaar zakt en de hele strekking van de zin verandert zet je je extra werkwoord natuurlijk snel terug.

Als de zin er alleen maar duidelijker op wordt zonder voorzichtigheidswerkwoord, was je (hulp)werkwoord een vampierwerkwoord dat sissend in nevelen oplost.

Vouw nu de overgebleven beeldwoorden weer uit tot een heldere, kloppende zin en je kunt opgewekt fluitend verder.


VOORBEELD

‘Dat wil zeggen: het zou kunnen zijn dat ze zelf eigenlijk vaak helemaal geen eigen betekenis blijken te hebben in je tekst.’

zou kunnen zijn is een driekoppige vampier, ze is niet specifiek, eigenlijk en vaak zijn loze knuffelwoorden, blijken is overbodig, betekenis hebben is vaagtaal, de intro ‘Dat wil zeggen’ kan helemaal weg want je gaat het al zeggen.
De zin wordt dan, na een woeste vampierjacht:

‘Vampierhulpwerkwoorden en knuffelwoorden betekenen niks in je tekst.’
Wil je die boodschap verduidelijken, gebruik dan een nieuwe zin:
‘Ze verdoezelen je boodschap.’



Voor de kenners:

-Vampierwerkwoordenjacht is een klus voor in de ambachtelijke schrijffase, de redigeerronde.
-Een bijkomend voordeel van vampierjacht is dat je tekst er aanmerkelijk korter (en duidelijker) van wordt.
-Naast Vampierwoorden zijn er ook jeukwoorden, peuterwoorden en walmwoorden.
Als je daar toevallig al een bingokaart van gemaakt hebt zie ik ‘m graag ook even.

Redigeren – paaseieren schrijven

Je hebt het geflikt he? Je boek is af. Dat wil zeggen: het eerste concept ligt er, met een begin en een einde. Gefeliciteerd. Nee echt. Duik de kroeg in met vrienden, geef een rondje, vier het. En dan, als de euforie weer wat gezakt is, aan de slag. Het is redigeertijd.
Ik geef je vijf belangrijke punten om op te letten bij het redigeren en het eindigt met het verstoppen van paaseitjes. Kan het hele jaar door.

Redigeren door paaseitjes te schrijven

1- Lees je hele boek, op papier (uitprinten, regelafstand 1,5, enkelzijdig, voldoende marge voor aantekeningen, spiraalbandje erdoorheen bij de printershop) zoveel mogelijk achter elkaar door.
2- Lees je boek met een pen in je hand, een blok postits en een schriftje voor aantekeningen. Noteer alles wat je opvalt in de kantlijn en in het schriftje.
3- Gebruik de postits voor het markeren van onverwachte thema’s die je ontdekt tijdens het lezen.
4- Herschrijf, schuif en kort in waar je kunt.
5- Verstop nu je thema’s in je tekst als paaseitjes. Je lezer gaat ze vinden, bewust of onbewust, en geniet daarvan.

Paaseitjes in je tekst

Zulke paaseitjes-thema’s ontdek je meestal zelf tijdens het herlezen van je boek. Heb je ze ontdekt, gebruik ze dan bewust.
Concreet: ik begeleidde een schrijver die ontdekte dat ‘koude voeten hebben’ heel belangrijk was als thema in haar boek. Koude voeten hebben betekent – in haar boek – je niet thuis voelen, eenzaamheid, anders zijn. Toen ze dat had ontdekt na het lezen van haar hele manuscript kon ze spelen met haar koude voeten door die op cruciale momenten in haar tekst eventjes te laten zien. Tijdens een akelige ruzie bijvoorbeeld kan de hoofdpersoon even een paar warme sokken aantrekken. Bij een moeilijke vergadering komt er een koude windvlaag onder de vergadertafel terecht en voelen haar voeten aan als ijsblokjes. Dat soort dingen.

Spelen met thema’s

Het kan ook zijn dat je tijdens het doorlezen van je boek ontdekt dat er op drie bijzondere momenten opeens iemand bidt. Voeg dan ook op andere momenten een gebed toe, of laat iemand alleen de handen vouwen en dan krachtig vloeken. Je speelt dan met je thema, alsof je paaseitjes verstopt. Misschien merk je op dat er altijd wel iemand over het weer begint als er een lastig gesprek dreigt. Maak er een paaseitje van door ook eens bij een gemakkelijk gesprek nadrukkelijk een opmerking over de zonnige dag te laten maken.

Pas op voor buikpijn

Net als bij echte paaseitjes moet je natuurlijk niet overvoeren. Twee keer valt niet op. Vijf keer hetzelfde grapje is teveel. Varieer. Speel. Leg op onverwachte plekken in je tekst je paaseitje neer om een thema te benadrukken, maar geef je lezer de kans om ‘m te vinden of te laten liggen. Struikelt hij erover, dan krijgt hij buikpijn van je boek. Willen we niet.

Familiegeschiedenis schrijven

“Ik heb vanochtend al zoveel over mezelf geleerd door meer van mijn familie te weten te komen!” Een van de deelnemers is tijdens de lunch helemaal opgetogen. Terecht. Niet alleen luisteren we naar elkaars familiegeschiedenis – altijd interessant -. Tijdens de cursusdag ‘Schrijf je familieverhaal’ is stamboomonderzoeker Yolanda Lippens erbij via Skype. “Geef je familienaam maar, dan ga ik intussen op zoek naar wat meer informatie over waar je vandaan komt,” belooft ze in de vroege ochtend.
En daar houdt ze zich aan. Terwijl Yolanda in alle rust stambomen onderzoekt voor ons, buigen wij ons over de kunst van het schrijven van een familieverhaal. Ik geef je drie belangrijke tips:

3 tips om je familieverhaal te schrijven

1- Beperk je research

Het is heel fijn om een paar mooie feiten te kennen over je voorouders. Maar je hoeft echt niet alles te weten. Ja, het is op te zoeken hoe het weer was op de geboortedag van je oma. Toch hoef je dat niet te weten als je in je verhaal niet toekomt aan de barre tocht door de bulderende sneeuwstorm die je overgrootvader moest ondernemen om haar aan te geven bij het gemeentehuis.

2- Kies een interessant moment

Stel: je weet op welke dag je grootouders trouwden. Je weet ook dat ze daarna introkken bij opa’s ouders omdat er geen geld was voor eigen woonruimte. Kies dan een moment uit hun leven om deze gegevens voelbaar te maken. Beschrijf bijvoorbeeld hoe de bruid voorzichtig haar geleende jurk uittrekt in het zolderkamertje dat ze hebben ingericht met een strozak om op te slapen en een houten kistje als tafel.

3- Schrijf de waarheid, niet de feiten

“We hadden het koud,” heeft je oma altijd verteld over haar aankomst in Nederland uit Indonesie, na een lange boottocht. Dat is dan de waarheid. Ook als het een feit is dat het die dag 28 graden was en de Nederlanders het aflegden van de hitte. Beschouw feiten als de genummerde punten die je met elkaar moet verbinden om een tekening zichtbaar te maken. Noem het feit als het je verhaal ondersteunt, laat het anders weg. En duikt er opeens eentje op die je hele tekening in de war gooit (het blijkt hartje winter te zijn inplaats van zomer), onderzoek dan even of het wel nodig is om je hele verhaal daarvoor om te gooien.

Volgende keer weer

De lunch – iedereen heeft iets lekkers meegebracht – is geweldig. Iedereen stuitert aan het einde van de dag van enthousiasme en schrijflust. En twee deelneemsters gaan naar huis met een schat aan nieuwe informatie over hun familiegschiedenis, dankzij de noeste zoekpartijen van Yolanda. Doen we nog eens, zo’n dag ‘Schrijf je familieverhaal’. Laat het me vast weten als je mee wilt doen.

Vertel me wanneer er weer een dag ‘Familieverhaal’ is

Dus we zijn familie!

Tinah achter haar computer“En die oudoom uit Groningen vertrok naar Amerika. Daar wilde hij meubelmaker worden, maar hij begon er uiteindelijk een koekjesfabriek,” vertelt Tinah Hekman me. Ze heeft al flink wat uitzoekwerk verricht om haar familieverhaal te kunnen schrijven. Een neef, die ze bij die zoektocht ontdekte, helpt haar. Dat is wel zo handig, want Tinah onderneemt ongelofelijk veel, zodat ze niet heel veel tijd heeft voor stamboomonderzoek. En ze is blind. Dat maakt het lastig om archieven in te duiken: niet alles is geschikt om te lezen via de braillebalk of voorleesapp van haar computer.

Ze kent die naam

“Grappig,” zeg ik. “Heb ik je wel eens verteld dat ik ook familiewortels in Groningen heb? En trouwens ook een achteroom die naar Amerika vertrok.” Maar ja, realiseer ik me, dat was natuurlijk in een bepaalde periode wel gebruikelijk in families die het niet zo breed hadden. Nieuwe kansen en zo.
Pas als ik bij de voordeur sta om weer te vertrekken bij Tinah herinner ik me de naam van mijn Amerikaanse achteroom. Als ik die noem deinst Tinah even achteruit. Ze kent die naam. Die staat ook op haar lijstje van familieleden. Even zwijgen we. Hoe het precies zit weten we nog niet, maar kennelijk zijn we een soort van familie van elkaar, Tinah en ik. Heel ver weg, maar toch. Het gevoel van verwantschap is er al jaren tussen ons, maar dit is toch wel even heel bijzonder. We omhelzen elkaar net even wat warmer dan voordat we dat wisten.

Een familieverhaal dat een boek waard is

“Als je maar lang genoeg zoekt ben je uiteindelijk van bijna iedereen wel een beetje familie,” relativeert mijn vader, die het op zich neemt om samen met Tinah’s neef alle stamboomlijnen door te meten. “Maar het blijft leuk om zo’n nieuw spoor te ontdekken.” En er zit beslist een mooi verhaal in. Een familieverhaal dat het waard is om er een boek van te maken. Daarvoor kwam ik trouwens bij Tinah langs. Op de foto zie je de doos met sterren die ik gebruikte om haar mijn schrijftechniek voor familieverhalen te laten voelen. Als je daar meer over wilt weten ben je welkom op de workshopdag ‘Schrijf je familieverhaal’, op 7 april in Arnhem.

Meer over de workshopdag ‘Schrijf je familieverhaal’

Boekpresentatie Zoeken in Westerbork

Yoeke Nagel: “Zodat de geschiedenis eens wat anders kan doen dan zich herhalen.”


Het klinkt misschien een beetje mal, maar ik had gisteren een heerlijke dag in Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Daar mocht ik mijn nieuwe boek presenteren: Zoeken – naar mijn moeders moeder die verdween in het verzet. Daar, op die plek, is mijn grootmoeder voor het laatst levend gezien. Nu stond ik daar met het boek over haar leven, dat van mijn moeder en van mij – een vlechtwerkje van levensverhalen die gekleurd zijn door de oorlog. Ik bood drie eerste exemplaren aan. Mijn moeder kreeg er natuurlijk eentje omdat ze zo dapper was om samen met mij het verleden in te duiken en er heelhuids weer uit te komen.
Dirk Mulder, de directeur van Herinneringscentrum Kamp Westerbork, kreeg er eentje omdat hij de geschiedenis naar het heden haalt met zijn werk, zodat we daar onze conclusies aan kunnen verbinden.
En Sammy, mijn jongste dochter, kreeg er eentje omdat zij haar eigen toekomst vormgeeft met de geschiedenis als voedingsbron.
Ik was ontroerd door een prachtige speech van directeur Dirk Mulder, die vertelde dat dit een boek is uit ‘de nieuwe serie boeken’ die we kunnen verwachten van de volgende generatie. “Heeft dit boek bestaansrecht?” vroeg hij zich af. Dat maakte me wat zenuwachtig, maar gelukkig vond hij van wel. “Zeg je dat niet tegen alle meisjes?” vroeg ik hem naderhand natuurlijk stiekem. Hij lachte. “Nee, dat is niet zo. Want veel boeken van ‘volgende generaties’ vind ik wat verbitterd. Daar wordt soms leed in geclaimd dat niet van de schrijver is. Dat helpt niet. Dit wel.”
Dat is wel een  compliment waar ik wat stil van word omdat het precies is wat ik hoopte te doen met mijn boek ‘Zoeken’: de verhalen van drie generaties opstandige vrouwen vertellen met waardering en groot respect voor hoe ieder haar eigen lasten van de geschiedenis draagt.
Mijn moeders verhaal ontroerde me omdat ze in haar eigen woorden haar moeder voorstelde aan ons, de mensen in de zaal. Een vriendin zei het mooi: “Je kon zien hoe ze, breekbaar, uiteen viel in drie vrouwen; het meisje dat nog altijd haar moeder mist, de gedistingeerde en bewuste vrouw nu en jouw moeder.” Prachtig he? En zo was het ook echt.
En mijn eigen verhaal kun je hier lezen, als je wilt.
speech Yoeke boekpresentatie Zoeken
De kleinzoon van mijn verdwenen grootmoeder, Robert Pot, maakte prachtige foto’s van het hele gebeuren. Hem moet je hebben hoor, voor fotoreportages van bijzondere momenten.
En wil je mijn boek bestellen? Heel graag. Dat kan online, of via je boekhandel.
Boek ‘Zoeken’ bestellen

Over schrijven (YouTube)

Tibisay Felida zocht vanuit Curacao een schrijfcoach. Door slim te googelen vond ze mij. We werken al een tijdje aan haar boek – fictie. Nu besloot ze dat ze een interview met me wilde houden over schrijven en schrijfcoaching. Na technisch geknutsel lukte het. Een uur lang interview. Dan weet je alles. En dan aan de slag.
 

Interview met schrijfcoach Yoeke Nagel (YouTube)

Omslagbasis voor Zoeken

Zoeken – mijn nieuwe boek

Omslagbasis voor Zoeken
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Zoeken
– naar mijn moeders moeder, die verdween in het verzet

Voila. Dat wordt de titel van mijn nieuwe boek.
De basis voor de omslag, hierboven, is gemaakt door mijn nichtje Sandra – een achterkleindochter van die moeder van mijn moeder.
Het is mijn veertiende boek, maar het voelt als het eerste, omdat het mijn familieverhaal is. Bloot hoor, om zo’n stuk van mijn ziel te laten lezen.
Tenminste dertig jaar geleden bedacht ik dat ik dit boek wilde maken en voerde alvast wat gesprekken met getuigen. Twintig jaar geleden ging ik op zoek naar een vorm om dit verhaal in te vertellen. Dat klinkt als een redelijk normaal schrijfproces, maar persoonlijk had ik er wat meer van verwacht: ik geef les in schrijftechnieken, ik schreef er een boek over waar andere schrijvers veel aan hebben, maar ik deed er dus zelf dertig jaar over om een verhaal te vertellen. Ja ja, lach maar.

‘Zoeken’ meteen bestellen

Drie generaties opstandige vrouwen

Nou had ik mezelf wel wat extra handicaps opgelegd. Zo wilde ik niet alleen het verhaal vertellen van mijn moeders moeder, die verdween in het verzet in de tweede wereldoorlog. Ik wilde ook vertellen hoe mijn eigen moeder heeft gezocht naar haar, zeventig jaar lang. Dat is heel lang en van haar zoektocht heb ik dan ook zelf wel het een en ander meegekregen toen ik opgroeide, ruim na de oorlog.
Een zo’n oorlog die drie generaties opstandige vrouwen vormt en misvormt. Niet iets om in te blijven hangen, want er zijn genoeg recentere vormen van onrecht om je mee bezig te houden.

De ondergedoken oorlog in mij

Ik wilde niet ‘stilstaan bij oorlogsdrama’ maar liever laten zien hoe het proces van zoeken je leven kan bepalen – en dat van je dierbaren: hoe je verder kunt.
Mijn grootmoeder, die ik nooit gekend heb, zocht naar rechtvaardigheid.
Mijn moeder, die ik tijdens het schrijven van dit boek nog beter heb leren kennen, zocht naar praktische manieren om de rechtvaardigheid waar haar moeder ook naar zocht, te vergroten in de wereld. En naar haar moeder.
Ik zocht naar een manier om die zoektochten van mijn voormoeders in woorden te vangen om zo het verhaal vindbaar te maken.
En zonder daarnaar te zoeken vond ik daarbij tot mijn verbijstering ook een oorlog. Buiten me, in Parijs, en heel diep ondergedoken in de donkerste kelders van mijn eigen herinneringen.

Boekpresentatie in maart

Op dit moment wordt er noest ambachtelijk gewerkt aan mijn boek, door een geweldige corrector, Marie-Antoinette Sondeijker, en door een fantastische vormgeefster, Sandra de Bruijn. Als zij klaar zijn en ik met een diepe buiging het manuscript terug ontvang, neemt Esther van der Ham van Droomvallei het stokje over en zorgt dat ‘Zoeken’ gepresenteerd kan worden in maart, in Herinneringskamp Westerbork. Daarna kun je het vinden in de winkel en bij je digitale boekhandel.

Geboortekaartje: ISBN

Het voelt toch nu al een beetje als een geboortekaartje dat ik je het ISBN al kan geven:
978-94-92844-07-1.
En voor de liefhebbers: de NUR is 320, literaire non-fictie algemeen.

En hier kun je ‘m gesigneerd bestellen: bij mij

yoeke nagel wil wel eens weten wat je wilt zeggen

Klaar

De tweede versie van definitief concept is bijna af. We moeten voorzichtig blijven. Voor de tweede keer heb ik mijn eigen boek straks helemaal gelezen, van voor tot achter. De ambachtelijke fase. Drie prints met aantekeningen van dierbaren liggen om de laptop heen. Ik probeer er een soort van simultaan doorheen te bladeren om geen correctie of suggestie te missen. ‘Nee, dat was niet op een dinsdag,’ ‘Over dit thema meer uitweiden’, ‘ontdekkgen’. Opmerkingen van heel verschillende aard en soms -‘Dit leg je pas uit op blz. 124’-, met hele grote gevolgen voor de tekst die onder mijn handen verfijnd wordt, geslepen, opgepoetst en ingekleurd, nu de grote lijn staat.

Kritiek op je schrijfwerk

Ik weet nog dat ik over dit soort gemiereneuk van anderen woest kon worden, vroeger. Eindredacteuren hebben er een handje van om de domste vragen te stellen en dan te beweren dat het anders moet omdat ‘de lezer’ het niet zou begrijpen. Fok de lezer! Je snapt het gewoon zelf niet, sukkel! Lees dan beter, het staat er toch? Alleen niet op de manier zoals jij het zou schrijven omdat je al jaren zelf het ambacht niet meer beheerst. Dat is precies waarom ze je eindredacteur gemaakt hebben, eikel! Briesend en stampvoetend hakten mijn vingers dan in op het toetsenbord om die klotewijzigingen door te voeren want ja, weigeren zou betekenen dat ik niet betaald zou worden voor mijn werk. Als ik dan snuivend van woede de laatste punt had gezet moest ik echt even naar buiten om weer af te koelen voordat ik het begeleidende mailtje opstelde en het herziene stuk opnieuw naar de nijvere eindredacteur stuurde. Oh ja, ik was natuurlijk ook zelf een tijdje eindredacteur. Toen verbaasde ik me er wel eens over hoe agressief schrijvers reageerden als ik ze in alle rust uitlegde hoe ze hun teksten beter kunnen krijgen, maar dat staat hier los van.

Miniatuurtjes in een vitrinekast

Nu is het anders. Drie mensen hebben de moeite willen nemen om alvast deze eerste schets door te nemen. Vier zelfs, want mijn ouders hebben samen een manuscript gelezen. Die warme en gedetailleerde aandacht zijn Sinterklaaskadootjes voor me. Met zorg omgeven pareltjes van betrokkenheid. Toevoegingen, vragen, soms in de kantlijn een keer met potlood ‘Mooi!’ zelfs. Nu voelt het doorvoeren van die wijzigingen alsof ik flonkerende miniatuurtjes zorgvuldig in een vitrinekast plaats om er met een dankbare glimlach van te kunnen genieten.

Klaar. Oei.

Het laatste hoofdstuk levert nog vier opmerkingen op. Kleintjes. Als ik ze heb doorgevoerd lees ik de laatste alinea ook nog even, om het werk compleet te maken. Ik ben er doorheen. Tot mijn eigen verbazing voel ik opeens hoe mijn adem naar buiten komt met een zacht jammertje. De warmte uit mijn borst stijgt naar mijn ogen en komt er daar als druppels uit. Mijn schouders schokken. Het is klaar. Gut. Ik zal het missen, dit boek schrijven.
In maart 2018 staat de boekpresentatie gepland van mijn veertiende boek.
Ik houd je op de hoogte.

De markt op – schrijfoefening

In Saint Montbeillard sur Soissonne is elke maandag markt. We gaan er heen met de schrijfcursisten.
De schrijfopdracht van vandaag:
Bestudeer een interessant type en schrijf zijn of haar verhaal. Besteed ruime aandacht aan het innerlijk leven van je hoofdpersoon door emoties te tonen via lichaamshoudingen (show, don’t tell). Dit zijn de technieken ‘Parelduiken’ en ‘Chocoladeschrijven’ die we vandaag oefenden.
Hieronder mijn verhaal.

Paddenstoelen

“Nou heb je alleen de platte paddekop eraf getrokken. Traag moet je trekken. Traaaaaag. Zo!” Zijn vader hurkt naast hem neer. Hij kijkt even opzij of zijn zoon oplet. Zijn eeltige handen hebben een aardekleur. Met drie vingers schuift hij de worteltjes van de paddenstoel tegemoet tot onder de grond. Daar vormen zijn vingertoppen samen een kommetje dat zich sluit, onder de stam, en de paddenstoel naar het daglicht brengt. Traag. Zijn vaderhand is even een veilig ledikant voor dit goudbruine boswezen. Met twee aardedonkere vingers pakt hij voorzichtig de glinsterende slak beet die gulzige happen neemt van de bruine hoed. Een korte zwiep vanuit de pols en de slak ligt verderop, in het bos. Met een hoofdknikje wijst de vader naar de witte worteltjes aan de stam.
“Ophalen uit het donker. Dan zit alles er nog an,” legt hij geduldig uit. De zoon knikt afwezig en tuurt over de hand heen naar een schaduwrijke plek onder een oude berk. Zijn half dichtgeknepen ogen prikken dwars door de dorre bladeren heen, zijn adem gaat snel en zijn handen tintelen. Hij ruikt ze. Hij weet al precies welke hij moet hebben. Nog voordat de paddenstoel van zijn vaders hand in de mand is gegleden springt hij op en rent verder, snuivend naar richting. “Hier! Grote!” roept hij enthousiast. “Traaaaaaaag he!” waarschuwt zijn vader hem als de jongen zijn vingers vastberaden in de grond steekt.
Zo heeft hij het geleerd. Zijn vader nam hem mee het bos in, vanaf het moment dat hij kon lopen. De sporen van zijn vader wilde hij volgen. Zodra het kon liet ook hij een dikke snor en een baard groeien om de lokgeur van de paddenstoelen vast te kunnen houden.
Ja, hij had moeten leren om traag te plukken, zo traag als de slakken die hem zo vaak voor probeerden te zijn; ze bewegen langzaam maar ze eten snel.
En er kwam een tijd dat hij zich realiseerde dat hij zijn vader voorbij geplukt was. “Pa, ze groeien net zo snel als ik beweeg. Laat mij ze vinden, dan kun jij ze bovenhalen,” stelde de zoon voor. Hij snuffelde en wees, de vader hurkte en groef. Zwijgend. Knikkend. Sjouwend.
Samen stonden ze elke maandag op de markt. Met kisten vol verhuisden de paddenstoelen van het bos naar keukens in het hele stadje om te verdwijnen in geurige soepen, in omelets of een dikke saus.
Tot de zoon op een kille herfstdag zag hoe de vader hurkte. Met een samengeknepen mond en ingehouden adem, die ontsnapte met een kreun als hij, de handen op de bovenbenen steunend, door de knieen zakte, een paddenstoel tegemoet.
“Pa, schei er mee uit,” had hij gezegd. “Pak de andijvie. Druiven. Pompoen. Die hebben niet zoveel kapsones als paddenstoelen.”
Sindsdien hebben ze beiden hun eigen kraam op de markt. De vader met groenten. De zoon met paddenstoelen. Af en toe kijkt hij opzij. Daar staat z’n vader, met pompoenen. Zorgzaam steekt hij z’n aardedonkere duim op. “Ça va?” Zijn vader knikt geruststellend. Hij zucht diep en schudt traag zijn hoofd. Hij weet een ding zeker. Als hij zelf ooit zo ver komt dat hij op de pompoenen moet overstappen, dan hoeft het voor hem niet meer. Dan blijft hij liever in het bos. Tussen de paddenstoelen. Hij weet al precies welke hij moet hebben.

Ga zelf de markt op voor je verhaal

En hoe zou jouw verhaal er uit zien als je een tochtje over je eigen plaatselijke markt als uitgangspunt neemt?
Maximaal 600 woorden, met kop en staart graag.
Stuur je verhaal gerust even naar me toe voor commentaar en tips.

Het 1,2,3-tje

Het 1,2,3-tje is het perfecte schrijfgereedschap om een detail, een thema, een karakter of gebeurtenis te laten opvallen in je verhaal.
Stel: je laat een moord plegen in het stadspark. Over 187 pagina’s zal blijken dat de gele sok onder de brem cruciaal is om te weten wie het gedaan heeft.
Dan wil je, als schrijver dan, graag dat die sok opgemerkt kan worden en toch ook een beetje verstopt blijft. Je lezer moet een eerlijke kans hebben om die moord zelf op te lossen. Het 1,2,3-tje is de schijnwerper die je richt op de sok.
Stel: het dienstmeisje van de pastoor blijft altijd onverstoorbaar haar werk doen. Wordt ze uitgescholden, staat het huis in de fik, raakt ze zwanger van de bakker – haar maak je de pis niet lauw. Maar als het buurjongetje worteltjes jat uit haar moestuin krijgt ze de pest in. Hoe schilder je die reactie zo nauwkeurig dat de lezer de volle zwaarte van haar reactie zal inzien? Het 1,2,3-tje is het podium waar je haar op presenteert.

Wat is een 1,2,3-tje?

Het 1,2,3-tje is de Westerse Haiku en kan nauwelijks overschat worden. Ik ontwikkelde ‘m trouwens zelf, dus je googelt er tevergeefs naar tussen de bekendere schrijftechnieken. Dat is mooi, want daarmee kun je het 1,2,3-tje gemakkelijk gebruiken zonder dat iedereen hem meteen herkent in je tekst. Onbewust aangeleverde schrijfkunstjes werken immers altijd het beste.

Hoe werkt een 1,2,3-tje?

Het 1,2,3-tje bestaat uit drie zinnen en is daardoor kort en krachtig, maar buitengewoon sfeervol.
Zin 1: een waarneming
Bijvoorbeeld: Onder de struik ligt een gele sok
Zin 2: een passende metafoor
Bijvoorbeeld: als een modderige, katoenen condoom.
Zin 3: een vraag of conclusie
Bijvoorbeeld: Hoe onveilig is dit donkere park?
Of
Zin 1: een waarneming
Bijvoorbeeld: Dan dreunt de rechtervuist van het dienstmeisje onverwacht op zijn kaak
Zin 2: een passende metafoor
Bijvoorbeeld: als een dikke kokosnoot die in het warme zand ploft
Zin 3: een vraag of conclusie
Bijvoorbeeld: Jarenlang heeft ze die knal laten groeien onder klimatologisch ideale omstandigheden: de tiranie van de pastoor.
Op de foto zie je drie deelnemers aan de schrijfweek in Frankrijk worstelen met de huiswerkopdracht van vandaag: schrijf een verhaal van 450 woorden, waarin je een 1,2,3-tje verwerkt.
Meedoen? Prima. Stuur ‘m maar even op, dan bespreken we hem en krijg je hem met commentaar en tips terug.