Eerst jij

We kijken naar de televisie. Niet naar het programma.


De televisie staat aan en er wordt naar gekeken. Niet naar het programma, maar naar de bewegende beelden er op. Naar het ding. Met veel geduld trouwens, want vrijwel alles wordt goed gerekend als inbreng van het ding.
“En dan gaan we nu naar New York.” Zoiets kan de televisie, als volwaardig gesprekspartner, gerust zeggen. In veel huiskamers praat ie gewoon mee. Stukje gesprek, tot aan het punt dat het te persoonlijk wordt. Dan gaat de aandacht in een vloeiende lijn weer terug van mens naar scherm. Stukje televisie. Tot er een aanknopingspunt is om weer een opmerking te maken.
“Had ik laatst ook. Toen nam ik een boterham met pindakaas en jam. Lekker man.”
“Yuuuhuukie!”
“Echt wel.”
“Nee. Smeerkaas dan.”
“Hm.”
En we gaan terug naar de televisie.
Ik maakte me er oprecht zorgen over, een tijdje geleden. Waar blijft het menselijk contact? De uitwisseling, de inspiratie die opvlamt als er urenlang wordt doorgefantaseerd op een thema? De vrolijke lach en de waardering om de gewaagde kwinkslag, de troostende arm om de schouder, de persoonlijke ontboezeming, het feest van herkenning: ‘Oh, heb jij dat ook? Ik dacht dat ik de enige was!’
Nu zie ik dat dat niet verdwenen is. Mensen laten zich nog steeds graag zien zoals ze werkelijk zijn. Alleen duurt het nu wat langer voordat dat gebeurt. Omdat ze eerst door een laagje stugge weerstand heen moeten, opgelegd door nieuwe, strikte omgangsvormen. Zoals ooit de oude adel als eerste mocht spreken, zo is nu de televisie de aanwezige met de hoogste status. Als die er niet is, of als er een aanleiding gegeven wordt door dat ding, dan barst de dijk van persoonlijke informatie los. Hopla, daar wordt een nieuw woord gelegd met wordfeud. Hier roept iemand ‘Kijk eens wat ik allemaal in m’n tas heb!’ Daar vloekt iemand kort en heftig tegen een regenplas op de stoep.
Het verlangen ons te uiten is niet weg. Het heeft alleen een wat benepener vorm aangenomen. Alsof de opening waardoor de berichten de wereld in kunnen worden geslingerd kleiner is geworden, waardoor de interne druk is verhoogd en het persoonlijke er van tijd tot tijd met een knal uitspettert.
‘Nee nee, eerst jij vertellen’ is nog steeds de basishouding. Waarbij de televisie beleefd afwachtend wordt aangekeken.

RSI in je hoofd

Er zijn nu mildere technieken om RSI te bestrijden


Om je even te laten weten wat die fantastische nieuwe theorie is over RSI – waardoor jij er ook geen last meer van gaat krijgen – moet ik je eerst eventjes wat inleidende dingetjes vertellen. Gaat ie.
Twee weken geleden sloeg het opeens toe. Pijn in de rechterarm, vanaf de elleboog naar beneden. Da’s niet leuk voor als je evengoed je geld wilt verdienen met computerwerk. Meteen de hulptroepen ingeschakeld dus en met loeiende sirene (nou ja, in gedachten dan) naar de chiropractor, want dat zijn Verstandige Mensen.
Eerst werd het probleem verholpen. Dat klinkt misschien mal als je van je huisarts weet dat RSI-klachten uitsluitend voorbij kunnen gaan met eindeloos veel rust of, als het een carpaal tunnel syndroom is geworden, na een heftige operatie. Maar voor iemand die weet wat een chiropractor doet is het waarschijnlijk niks bijzonders: een stevige, goedgeplaatste en pijnloze ruk aan de arm en de pijn is weg. Voorbij. Maar nog wel wat zeurend gevoel in de wijsvinger en kom, als toch vrijwel alles mogelijk is word je gulzig. Zo’n soort tovervisjes-syndroom slaat toe. Die wijsvinger wilde ik ook weer helemaal goed hebben.
Mijn chiropractor gebruikt spiertesten om direct te meten of zijn ingrepen werken of niet. Dat is niet alleen praktisch, maar ook heel bevredigend omdat we beiden direct effect voelen. Nu liet hij me het verschil voelen tussen de kracht in mijn hand als ik mijn gezicht naar voren houd – zoals ik dat doe als ik al lang op mijn beeldscherm tuur – of recht op mijn romp – zoals ik doe als ik even door het bos loop -.
Die tweede houding van mijn hoofd bleek de irritatie in mijn vinger vrijwel weg te nemen.
“Logisch,” zegt zo’n chiropractor dan. En dan komt mijn favoriete gedeelte van de behandeling: De Theorie – waarvan hij zelf vaak zegt dat het ook maar zijn theorie is, maar het klinkt tot nu toe altijd op een vreemde manier volkomen logisch -.

Komt ie. Bij stress, maar ook bij irritatie en lust, maakt het lichaam meer adrenaline aan. Daardoor verwijden de pupillen (wist ik niet). En daardoor zie je wat lastiger. Bovendien kan licht gaan irriteren. Daarom gaat de lamp (bij ’s avonds werken) uit en het hoofd gaat naar voren om het scherm beter te kunnen zien. De elleboog gaat meer naar buiten om gemakkelijker voorover gebogen te kunnen zitten. In die houding wordt de spier die naar de hand loopt vanaf de elleboog vreemd belast. Voila. De perfecte basis voor RSI-klachten. Het zit dus wel degelijk, zoals cynici altijd al zeiden, in je hoofd. En in de rest van je lijf trouwens ook, want adrenaline komt overal.

Wat je dus moet doen om RSI te voorkomen:
Zorg voor voldoende licht. Blijf rechtop zitten. En als je gestressed raakt of op een andere manier een adrenalineboost dreigt te krijgen: stop. Ga 20 minuten mediteren, maak een boswandeling, doe je ademhalingsoefeningen of masturbeer, maar werk niet door achter je computer. Trouwens: een ergonomisch gegolfd toetsenbord helpt ook wel om pijnklachten uit te stellen, maar neemt wat hierboven staat niet weg.
Zo. Klaar. Nou weer even wat anders doen. Als je meer wilt weten mail je me maar.

Op de radio

Uurtje op de radio over de zin van het leven


Een uur lang praten over de zin van het leven. Wat een luxe! Rinus van Warven, van Radio Tendens, op Omroep Gelderland, nodigde me er voor uit.
Waarom maken we structuren en protocollen om volledig mens te worden?
Kunnen we de last die god op Haar schouders torst niet effe een beetje lichter maken door zelf de handen uit de mouwen te steken?
Hoe wil de geest waaien en hoe krijgen we die zo ver?
Zijn we allemaal collega’s in het grote bedrijf dat onder management van de goden staat?
Wat bedoelde de Cheshire Cat van Alice? Hebben we een bestemming en zo ja komen we daar dan ook aan? Is dat voor iedereen hetzelfde?
Hoe vinden we het goddelijke in onszelf zodat we niet meer afhankelijk zijn van religie?
Een vrolijk gesprek over leven, dood, creativiteit en gelijk worden aan god door uniek te zijn, zelf te scheppen en ons lekker te ontplooien.
Met een potje blufscrabble om nieuwe mogelijkheden te scheppen op ons pad naar wereldvrede.
Zoek zelf even naar de uitzending op
Radio Gelderland 07.00-08.00 30 oktober 2011


 

Eerst zien – dan schrijven

Een verhaal maken? Eerst zien. Dan schrijven.


Vandaag met tien middelbare scholieren van het Liemers College in Zevenaar in een uur een sprookje geschreven. Of, beter gezegd: tien sprookjes.
Aan de opmerking ‘Ik kan niet schrijven’ zijn we niet eens toegekomen. Wat een enthousiasme!
De kunst is eigenlijk heel simpel: graaf even een kanaaltje naar je inspiratiebron – de fantasie.
Voor een verhaal moet je een begin hebben – we noemen het even A – en een einde – vooruit dan maar: Z.- Met een rol w.c.papier heb je de hele verhaallijn ineens in beeld. Start bij A.
Prinsesje woont in paleis. Als ze altijd gelukkig blijft, lieve ouders houdt en veel goede vriendjes, totdat ze een prins ontmoet met wie ze naar hartelust nog lang en gelukkig kan leven, dan is er geen klap aan het verhaal.
Drama en ellende moet het arme kind hebben.
“We laten haar het paleis uitsturen!” was de eerste briljante vondst uit de groep.
“Door haar moeder!” detailleerde een ander. “Omdat ze niet goed genoeg is om prinses te worden.”
“En dan gaat ze de wijde wereld in omdat ze ook wel eens wat anders wil zien dan een suf paleis.”
“Oh ja. En dan gaat ze dood. Of moet het goed aflopen?”
Kijk. Dan heb je wat. Nee. Natuurlijk hoeft een sprookje niet goed af te lopen. Als je schrijft ben je een beetje God: Je kunt alles laten gebeuren wat Je een goed idee lijkt. Door je eigen moeder, de koningin, verdreven worden uit het paleis is een uitstekende start voor een verhaal.
We beginnen dus met de gevoelens van het prinsesje. Wat gaat er door dat arme kind heen als ze te horen krijgt dat ze kan vertrekken?
En wat heeft die koningin eigenlijk precies gezegd tegen haar?
Nog interessanter: wat doet ze dan, als ze met haar koffertje voor de paleispoort staat op zoek naar de wijde wereld? Wie komt ze tegen? Van welk vervoersmiddel kan ze gebruik maken en hoe ziet de omgeving eruit waar ze doorheen komt?
Wie het moet verzinnen krijgt hoofdpijn.
Een fijnere manier om zo’n verhaal te maken is om je ogen dicht te doen. Zet de film in je hoofd aan. Roep de beelden op en zet ze stil waar ze interessant worden. Kruip in de huid van het prinsesje en voel hoe het lichaam van de koningin zich fier strekt als ze haar pijnlijke bericht uitroept tegen haar verbijsterde dochter: “Ik verzoek je onmiddellijk dit pand te verlaten. Je weet niks van de wereld en je misbruikt je positie.”
Ohhhhh… Erg! Krijgt het prinsesje het er warm van? Borrelt er een kolkende woede op in haar borst? Zit ze als versteend, of springt ze op en scheldt ze met haar handen in haar zij, voorovergebogen van kwaadheid, de koningin uit?
Roep het beeld op.
Neem het waar.
Geef het weer.
Wie zo een verhaal schrijft moet weliswaar af en toe eventjes stoppen met schrijven om de film verder te laten gaan, maar dan heb je ook wat.
De omgevingsbeschrijvingen waren bijvoorbeeld zo adembenemend dat ik nu precies weet hoe het ruikt op een hobbelende platte wagen, terwijl het bergpad waarover de prinses de wijde wereld in rijdt steeds moeilijker begaanbaar is door de vallende herfstbladeren. En de paardestaart van de koetsier maar heen en weer wiebelen, de wielen piepen en het paleis verdwijnt langzaam uit zicht.
“Ik had nooit gedacht dat de wijde wereld zo mooi zou zijn,” verzucht het prinsesje dan ook.
Zoiets verzin je niet.
Eerst zien. Dan schrijven. Scheelt een hoop denkwerk en het wordt er kleurrijker van dan als je alles verzint.
 

Jij weet te veel…

Zeg het simpel. Dat werkt beter.


Niks zo moeilijk als schrijven over jezelf, je grootste passie, je eigen bedrijf, je vers opgestarte praktijk of de organisatie waar je dag en nacht mee bezig bent. Dat komt omdat je, zoals ze dat dreigend zeggen in westerns, teveel weet.
Je weet waarom je begon, je weet welke vaardigheden je zwetend en vloekend hebt opgedaan, waar je de mist in ging en hoe je dat toen oploste, wie er allemaal al bij je kwamen om gebruik te maken van je kennis en diensten en hoe leuk dat ging…
Je weet waar je het liefste werkt en wat je eigenlijk zou willen vragen voor je diensten.
Maar wat, gatdakke, wat willen je klanten eigenlijk weten?
Minder.
Ga niet overdrijven. Laat het ze maar zien. Vraag waar ze nieuwsgierig naar zijn. Geef antwoord op hun vragen.
Interessant detail: daarvoor moeten ze je wel hebben gevonden.
Je maakt jezelf vindbaar door op je website, in je folder, je blog, je nieuwsbrief en in je persberichten precies genoeg te vertellen over jezelf.
Tijdens de eendaagse cursus Functioneel Schrijven stel je dat pakketje informatie samen.
Je mede-deelnemers helpen je erbij met feedback op je korte bedrijfspresentatie.
Met het pentagram, de zes W’s (zes? Jawel!) en heel veel professionele schrijftips ondersteun ik je bij het vaststellen van je informatiemateriaal.
Aan het einde van de dag Functioneel Schrijven heb je de basis van al je bedrijfsteksten.
Je hebt bovendien een veel beter beeld van je prioriteiten in je bedrijf. Dat geeft rust. Duidelijkheid. Niet alleen in je teksten, maar ook in je hoofd en je dagindeling.
En op de koop toe heb je ook nog een leuke groep meedenkers ontmoet die je later nog eens kunt vragen om hun feedback als je weer een nieuwe stap gaat nemen met je onderneming.
Workshop: Functioneel Schrijven
Datum: Vrijdag 16 september
Tijd: 10.00 tot 17.00 uur
Plaats: Amersfoort, De Oude Viltfabriek
Kosten: 120 euro, inclusief lunch
Voorbereiding: een simpele mondelinge presentatie van je bedrijf in vijf minuten
Kom. Schrijf je snel in. 
Er zijn namelijk nog maar twee plekken beschikbaar omdat we werken met een kleine groep, voor lekker veel aandacht.
Kijk ook even hier voor een beschrijving van de workshop.

Paradijsvrouw of koekoeksvrouw

Heel veel spullen in je tas? Dan ben je waarschijnlijk een tekortkomer of een tekortschieter. Ik schreef er hier al eens over.
Maar er zijn ook vrouwen die maar heel weinig spullen in hun tas hebben. Sterker nog: er zijn vrouwen die het liever zonder tas doen.
Als damestasjeslezer neig ik inmiddels naar de overtuiging dat er twee – okee dan, drie – groepen vrouwen zijn met weinig spullen in d’rlui tas. Ik neig ernaar, zeg ik heel voorzichtig, want al heb ik dan al ruim 4000 tasjes gelezen, de techniek van het damestasjeslezen is toch voortdurend in ontwikkeling.
Twee groepen dus. En nog eentje extra. Ik beschrijf ze hier even.

'Nou nee, die andere appel lijkt me toch lekkerder...'


De Paradijsvrouw
Zij heeft weinig in haar tas omdat ze altijd op zoek is naar plekken waar het gras groener is dan in haar eigen tas. De Paradijsvrouw hecht zich nauwelijks aan spullen. Toch is ze ongelofelijk hebberig. Ze loopt door de stad, ziet een voorwerp dat haar begeren opwekt omdat het ‘precies goed’ is en koopt het. De vraag of ze het nodig heeft is totaal irrelevant: ze wil het. Zo’n voorwerp levert genot op. Als ze het ziet. Als ze de winkel binnen loopt en het koopt. Als ze het thuis uitpakt. Direct daarna – dit kan een kwestie van minuten zijn, hooguit een paar uur – slaat de twijfel haar plezier uit haar geest. Ze vermoedt, nee, ze weet dat dit voorwerp niet perfect was. Er moet iets zijn dat nog mooier, nog beter, nog slimmer is dan dit. Eigenlijk kan het direct na aanschaf weg. Omdat ze zich daar schuldig over voelt – Paradijsvrouw heeft zich gerust al georiënteerd op de wereld – doet ze het voorwerp niet weg. Ze hecht zich er alleen niet aan en ze gaat het zeker niet met zich meedragen. Ze wil namelijk ruimte hebben in haar tas voor een voorwerp dat beter is dan dit en dat ze absoluut wil hebben. Daarom ziet ze het als haar levensvervulling om alert te zijn. Altijd op jacht, ook als er niets is om op te jagen. Je weet immers maar nooit wat je dit keer tegen zult komen. Het paradijs is altijd maar een enkel voorwerp van haar verwijderd. Toch komt ze er niet. Logisch. Als je dat wat je zoekt niet vindt in je eigen tas, dan vind je het ook niet daar buiten…
Het voordeel van de Paradijsvrouw is dat ze vermoedelijk een goede neus heeft voor trendy spulletjes.
Het nadeel is dat ze denkt dat haar levensgeluk ‘m daar in zit. Da’s niet waar. Iets ouds, lelijks en stuks kan dierbaar zijn. Betekenisvol. Omdat er leefgruis op zit: de sporen die onze levenservaringen achterlaten op materie: rimpels in het gezicht, kraaienpootjes rond de ogen en kruimeltjes in onze tas.
Wie lang als Paradijsvrouw leeft haalt uiteindelijk de lust uit het leven en maakt het steriel en perfect bloedeloos.
Oefenen met Wabi Sabi, de schoonheid van imperfectie, kan een uitstekende therapie zijn!

'Ach, draag jij dit even voor me? Ik heb niks bij me...'


De Koekoeksvrouw
De koekoek legt haar ei in het nest van een andere vogel. De Koekoeksvrouw gebruikt diezelfde techniek. Zij heeft weinig bij zich omdat anderen haar zooi wel willen dragen. “Ach, neem jij even mijn sleutels in jouw tas… ik heb niks bij me,” zegt ze nog bij haar eigen voordeur als je haar ophaalt om de kroeg in te gaan. Met het aannemen van haar sleutels draagt ze ook een deel van haar verantwoordelijkheid over aan je. Het is nu, onuitgesproken, jouw taak geworden ervoor te zorgen dat zij vanavond weer veilig bij deze zelfde voordeur aan zal komen. Draag je ook haar portemonnee? Dan ben jij dus de klos als er drankjes gehaald moeten worden. Zij is zo vrij als een vogeltje omdat al haar lasten voor haar gedragen worden.
De Koekoeksvrouw is best bereid om iets te doen voor anderen, maar dat ligt dan in de sfeer van communicatie, niet in dienstverlening. Zo heeft zij natuurlijk geen pleistertje bij zich als jij gevallen bent en je knie openhaalt. Maar ze durft wel op een stoel te springen en over het hele terras te galmen: ‘Heeft er iemand een pleistertje voor mijn vriendin?’ Daarom lukt het haar ook om die spullen door een ander te laten dragen: ze is een inspirerend mens dat een hoop gekke dingen doet. En trouwens: is het niet minstens zo gek dat jij bereid bent haar zooi voor haar te dragen?
Oh: belangrijk om even op te letten: veel partners hebben ook koekoeksneigingen. Ik zie soms damestassen waarin minstens de helft van de spullen van de echtgenoot zijn. ‘Schat, je hebt de autopapieren toch wel bij je he? En m’n zakdoek? M’n sleutels? Je weet dat m’n broek raar zit als ik die in m’n zak hou…’ Als je er allebei gelukkig mee bent is het natuurlijk prachtig. Zo niet: geef ‘m dan gewoon die spullen terug. Zelf doen.
Het voordeel van een koekoeksvrouw is haar grote fantasie, haar avonturenzin en haar kinderlijke naïviteit waarmee ze meer voor elkaar krijgt dan jou als weldenkend mens ooit zou lukken.
Het nadeel van een koekoeksvrouw is dat jij er de verantwoordelijkheid bij krijgt voor haar spullen (in elk geval) en voor wat ze daarmee zou kunnen of moeten doen (waarschijnlijk).
Overweeg nog eens even of je het eigenlijk wel een goede deal vindt: jij draagt die spullen en dus een deel van haar verantwoordelijkheid, zodat zij haar handen en geest vrij heeft om wilde avonturen te bedenken. Och… misschien best leuk! Maar ga dan niet zitten mopperen dat zij niet weet dat ze geen geld meer heeft om een tientje aan die straatmuzikant te geven: jij draagt haar portemonnee immers. Geef die dan terug.

'Laat me maar even zonder tas.'


De Nu-Even-Niet-vrouw
Okee, ik moet haar er wel bij zetten: de nu-even-niet-vrouw heeft ook bijna niks in haar tas, of ze heeft gewoon geen tas bij zich. Het is de vrouw die al haar aandacht eventjes nodig heeft voor zichzelf. Ze kan ‘m nu niet delen met haar tas. Ze heeft iets akeligs meegemaakt. Een ernstige ziekte misschien. Het overlijden van een dierbare. Een grote zorg over verdriet. De vrouw zonder tas heeft alle aandacht nodig. Geef het haar. Als ze dat wil, tenminste.
Lees hier nog even na hoe je de Tekortkomer en de Tekortschieter herkent aan de volle tas.
Meer weten over hoe je geheime angsten en verlangens zichtbaar zijn in je tas of broekzak? Kijk op www.damestasjeslezen.nl Ook voor netwerkbijeenkomsten en teambuilding. 

 

Boeken & groeikracht

Van een boek blijf je genieten


Natuurlijk gaat de e-reader het niet winnen van het boek! Want boeken blijven interessant.
Als je ze schrijft.
Als je ze leest.
En als je ze uit hebt.
Wat ermee gebeurt als ze ‘klaar’ zijn heb je niet zelf in de hand. Maar als je er eentje aan het schrijven bent hoef je dat niet alleen te doen. Laat je ondersteunen door een professionele auteurscoach. Een meelezer die aan jouw kant staat en toch kritisch durft te zijn. Daar groeit je boek van, al tijdens het schrijven. En jij als auteur ook.

Boeken geven altijd plezier


al kun je er wel een computer bij gebruiken natuurlijk...


 



Ook fijn: op het blog van @dagtaak een uitgebreide handleiding over het gebruik van de boekenkast als apotheek. Een heel nieuw licht op ‘boeken lezen’.

Mondisering 1e Blufscrabble toernooi

Verdeelneem je nu voor Blufscrabble!


Het is zo ver! We hebben minstens voldoende deelnemers voor een geslaagd blufscrabble toernooi.
Vandaar dat ik hier met trots en gepaste exitatie mondiseer:

Het 1e Nederlandse
Blufscrabble toernooi

vindt plaats op

Zaterdag 26 november 
van 12.30 tot 17.00 uur
in De Oude Viltfabriek in Amersfoort

Jatsaar! 

 
Deze datum is met zorg gekozen voor alle blufscrabbelaars die de geest willen opsprankelen voor het schrijven van sinterklaasgedichten, wat ook moet gebeuren in deze tijd. En dat Blufscrabble de geest opsprankelt gaat zonder snok.
De details
Deelnemers betalen 10 euro inschrijfgeld en worden allemaal verzocht om een hapje of drankje mee te nemen voor de blufborrel achteraf.
We hebben tenslotte wel iets te vieren: het ontstaan van een totaal nieuwe spelvorm voor de een, eindelijk erkenning voor creatief toepassen van spelregels voor de ander, een hunkerende gooi naar de felbegeerde hoofdprijs – de Gouden Chimot – voor de derde.
Meer details – deelneming –
Verdeelneming is simpel: schrijf een commentje met je aanmelding onder dit blog. Schrik niet, je bent niet de eerste, maar die andere lijst staat onder het vorige blog over blufscrabble. Effe scrollen dus.
Houd vooral je twitter en dit blog in de gaten want zodra bekend is wie ons jurylid gaat worden en voor hoeveel de aardigste scrabblebordenfabriek ons wil sponsoren lees je het hier.
Nog meer details – de spelregels-
Voor wie het nog eventjes helemaal helder wil hebben:
Bij blufscrabble hoeven de woorden niet perse al eerder gebruikt te zijn, als je theorie maar goed is. Dat wordt bepaald door je drie medespelers.
Komen die er niet uit, dan wordt tijdens het toernooi de jury erbij geroepen.
Wordt een nieuw woord buitengewoon elegant gevonden door de medespelers en ontstaat het verlangen om het toe te voegen aan onze alledaagse woordenschat, dan wordt het met uitleg genoteerd door een blufscrabblesecretariaatsmedewerkster (3x woordwaarde).
Een partij duurt maximaal een uur. Na het speltoernooi noemen de spelers van elk bord hun drie favoriete woorden. De bedenker van het mooiste woord wint uiteindelijk de Gouden Chimot.
Tijdens het toernooi worden de deelnemers uitgenodigd eventuele aanvullingen op de spelregels te noteren, die bij consensus kunnen worden toegevoegd voor het volgende toernooi.
Wat we nog nodig hebben:
-Een Gouden Chimot
-Blufscrabbelsecretariaatsmedewerksters (m/v)
-Een jurylid van statuur
-Media die aandacht willen besteden aan dit woordevenement van het jaar
-Een vaandel waarop staat ‘Blufscrabble toernooi’ om aan de pui te hangen
-Schriftjes en pennen om de punten mee bij te houden
Kun jij hier een bijdrage aan leveren? Neem dan even contact met me op.
Vergeet niet je aan te melden: we hebben maar vijf borden dus met 20 deelnemers zit het Blufscrabbletoernooi vol.

Jij kunt er bij zijn.