Mijmeringen uit de Verenigde Staten 1
Okee, ik geef het toe. Ik ben in de Verenigde Staten geweest. Een hele maand. Wat een indrukken! Wat een ruimte! Rijd van Highway 1 naar het oosten (van halverwege de linkerkust in de richting van de rechterkust maar dan maar tot halverwege dat enorme land, voor de liefhebbers van details) en elke bocht in de weg is een belevenis. Wat hebben ze nu weer voor landschap voor je uitgerold?
Die ruimte… Had ik dat al genoemd? Nee echt. Zo ver het oog reikt geen bebouwing. Alleen maar natuur. En zulke vreemde, onbekende natuur! Geen menselijke ingreep te zien. Eindeloze, glooiende bossen waar beren wonen. Sombere zandvelden met grauwe bollen van takjes eroverheen geknikkerd. Grillige zwarte asfaltvlakten van gestold lava waar maar heel af en toe een plantje z’n worteltjes in wist te persen. Brokkelige zuilen van terracotta en bosbes-met-vanille-laagjes. Donkergroene banen leven door verdorde vlaktes ver beneden, waar eigenlijk een rivier zou moeten stromen. Gloeiende gladde witte reuzenblokken graniet met kleine glinstertjes er in. Gapende diepten en angstaanjagende hoogten. Knaloranje spelonken waar het zonlicht door een kier binnenkomt en zich dan uitvouwt als een plooigordijn.
“Eh… mam? Dit is alweer een rots,” merkte mijn opmerkzame en verstandige dochter op, omstreeks de vijftigste foto. “Maar WAT voor rots!” zuchtte ik verlekkerd.
Zij ging even naar de keuken om een glaasje voor ons in te schenken en bleef akelig lang weg.
Ze had gelijk.
Ruimte kun je niet zien op een vlak schermpje. Ruimte is adembenemend groot en hartelijk en leeg en vol tegelijk als je er in staat en zelfs dan kun je het niet helemaal zien omdat het nu eenmaal heel ruim is, ruimer dan je kunt zien.
Als ik hier dan even een stichtelijk woord aan mag toevoegen: zo werkt dat met schrijven ook.
Probeer compleet te zijn, geen detail te vergeten in je tekst, en je lezer zal iets denken in de sfeer van ‘Dat is alweer een rots’.
“En wat is dat?” vroeg mijn dochter even later met oprechte belangstelling, terwijl ze wees naar het fotoscherm.
“Dat is een steentje met een scheur er in,” zei ik. Het ding had bij mijn voet gelegen tijdens een lange wandeling door de oranje woestijn van Monument Valley.
“Wow!” zei ze. “Wat moet het daar dan heet zijn.” Ik knikte. “En droog.”
“Zei ik toch al,” mompelde ik, maar ik realiseerde me dat dit veel beter was. Ze had het zelf ontdekt. Gevoeld. Door een enkel detail in een foto. Dat is veel meer waard dan dat ik alles maar ging lopen voor te kauwen.
Als ik hier even een tweede stichtelijk woord mag toevoegen: zo werkt dat met schrijven ook.
Beschrijf een enkel detail en Lezer ziet niet alleen de wereld waarin dat thuishoort, maar begrijpt ook welk weer het er is en waarom het daar is. Beschrijf alles tot in detail en Lezer rent naar de keuken om verlost te zijn van je tekst.
Dat soort mijmeringen dus.
Ik had er heel wat van, daar. Omdat het er zo mooi is. En zo groot. En volslagen krankzinnig. Okee. Ik zal je er nog wel wat meer over vertellen later.