Mijn familieverhaal schrijven

“Daar moet je eens een boek over schrijven,” zei mijn verkering twintig jaar geleden. Ik had hem verteld over het bijzondere leven van mijn grootmoeder, die in de oorlog in het communistische verzet stapte. Mijn familieverhaal. Losse flarden spannende geschiedenis had ik in de loop der jaren over haar gehoord, maar een heel boek over haar leven was er niet. Een gat in de geschiedenis dat ik graag persoonlijk wilde vullen. Dus begon ik met schrijven.
De verkering verdween uit mijn leven, het boek over mijn grootmoeder bleef. Nou ja, in mijn hoofd dan. Een paar opzetjes verdwenen weer uit mijn computer, of ze nou wel of niet goed genoeg waren. Pas drie jaar geleden begon ik er echt aan. Door gesprekken te voeren met mijn moeder, de dochter van die interessante grootmoeder. Ik ontdekte dat mijn moeder zelf minstens zo interessant is als haar moeder. En alles wat er ooit in mijn familie gebeurd was, bleek ook weer invloed te hebben op mijn eigen leven. Zo werd dat boek dat ik wilde schrijven alleen maar ingewikkelder.

Schrijven als je niet alle feiten kent

Niet alleen het verhaal dat ik wilde vertellen was ingewikkeld, ik moest ook goed nadenken over hoe ik dat dan zou moeten vertellen. Welke structuur geef je een verhaal als je het leven van twee of misschien wel drie mensen tegelijk wilt beschrijven, die in verschillende tijdperken hun volwassen overwegingen maken over hun keuzes? En hoe ga je om met het feit dat je niet alle feiten kent? Dat sommige feiten zelfs voortdurende door andere feiten worden tegengesproken? Dat de ene bron met veel overtuiging precies het tegenovergestelde beweert van wat de ander zegt?

Familieverhaal schrijven

Dertien boeken schreef en publiceerde ik tot nu toe. Allemaal met kop en staart. Maar het schrijven van een boek over mijn familieverhaal mikte me in een woordworsteling van twee jaar. Toen snapte ik opeens hoe je zoiets doet. En precies op dat moment belde, totaal uit het niets, een enthousiast stamboomzoeker, Yolanda Lippens. Of ik misschien een workshop ‘Familieverhaal schrijven’ wilde geven. Dat zal wel toeval zijn.
Maar het leidt er wel toe dat je je nu, voor het eerst, op mijn nieuwe schrijfcursusagenda voor een workshopdag ‘Schrijf je familieverhaal’ kunt inschrijven. Samen met Yolanda. Zij kan je alles vertellen over stamboomonderzoek, ik ga je helpen om jouw familieverhaal te schrijven.
En omdat je misschien eerst andere dingen wilt schrijven bied ik je nog drie andere complete schrijfcursussen aan, die in oktober al beginnen.
NB: de foto’s op deze pagina zijn allemaal van andere families dan de mijne

Cursus Creatief Schrijven – 6 avonden
Cursus Schrijven voor Ondernemers – 6 vrijdagmiddagen
De M-serie – 3 avonden Masterclass
Schrijf je familieverhaal – 1 dag

Schrijfcursussen en meer

"Hebt u de oorlog overleefd?"

Mijn ouders parkeren zo dicht mogelijk bij de school. In hun eigen tempo wandelen ze het plein op en worden tegemoet gerend door een groepje kinderen.
“Komt u voor de oorlog?” roepen ze al van ver.
Ja, knikken mijn ouders, want het gaat hen om de intentie van de vraag.
“Hebt u die zelf meegemaakt?” vraagt een van de kinderen opgewonden.
Ja, knikken mijn ouders weer. Daar komen ze vandaag over vertellen in de klas.
“En hebt u het overleefd?”

Moeilijke kinderen

Ja. Mijn ouders hebben de oorlog overleefd. En ze hebben daarna trouwens nog veel meer beleefd, want het zijn prachtige, ondernemende mensen met een warm hart.
Volwassenen scheppen vaak graag een beetje op over hun kinderen. En daar ben ik ook heel trots op hoor.
Maar vandaag, 4 mei, wil ik even opscheppen over mijn ouders.
April en mei zijn drukke maanden voor ze, want veel basisscholen nodigen ze dan uit om in de klas te komen vertellen over hun oorlogservaringen. Dat doen ze via Herinneringscentrum Kamp Westerbork, dat dat organiseert.
“We waarschuwen u maar even van tevoren,” zegt zo’n juf of meester dan, die vaak al een paar weken bezig is met het project ‘De Tweede Wereldoorlog’. “Het zijn wel moeilijke kinderen. Er is altijd veel herrie in de klas en als het u te veel wordt stoppen we gewoon hoor, dan moet u het maar zeggen.”
Nog nooit hebben mijn ouders zich daardoor laten weerhouden.

Eetrantsoen mee

Anderhalf uur vertellen ze. Ze zitten voor in de klas en de kinderen luisteren, hoe jong ze ook zijn. “We zijn een soort komisch duo,” zegt mijn vader. “Zij vertelt over de onderduikperiode. Ik vertel over het bombardement dat ik kon horen in Amsterdam en over de hongerwinter.” In de loop der tijd verzamelden ze samen een koffertje vol spullen om te laten zien bij hun verhaal. Textielbonnen. Een granaatscherf. Een eetrantsoen, dat mijn vader ’s morgens klaarmaakt. Sneetje brood, plakje kaas, een aardappel, een jampotje half gevuld met aangelengde melk. En als klap op de vuurpijl een echte jodenster van stof. Die is al zo vaak de klas door gegaan – zwijgende kinderen die vol ontzag staren naar het gele ding met de grote J erop op hun vlakke handen – dat de torndraadjes er uit zijn verdwenen.

“Was u bang?”

Mijn vader en moeder vertellen hun persoonlijke verhaal. Daar zitten stukjes in die nog steeds pijn doen. De kinderen horen dat. Soms komt er eentje met een zakdoekje aan lopen, voor mijn moeder. Soms krijgen ze een glaasje water. En de kinderen mogen altijd vragen stellen. “Schrikt u nog steeds als u een harde klap hoort?” “Miste u uw moeder heel erg na de oorlog?” “Zijn bloembollen net zo vies als spruitjes?” “Wordt u verdrietig als u ziet dat het ergens anders ook oorlog is?”
Ja, knikken mijn ouders. “Ja. Al die dingen. En wat een goede vragen stellen jullie!”
Het zijn vragen die ik ze zelf soms helemaal niet heb durven stellen, maar nu kan het best, kennelijk. Door kinderen die niet weten dat je over sommige dingen vroeger niet kon praten. Mijn ouders vertellen, ze luisteren, ze antwoorden en ze vragen ook aan de kinderen die zelf een oorlog meegemaakt hebben hoe het nu met hun gaat. Wat ze herkennen, die Syrische, Somalische, Afghaanse kinderen die in de klas zitten.

Nooit meer

En dan zegt mijn moeder: “En weet je, omdat ik dit allemaal heb meegemaakt vind ik het zo belangrijk om jullie te vertellen dat je noooooooit zo moet doen tegen elkaar. Je moet elkaar nooit uitlachen om hoe iemand er uit ziet of om wat z’n vader en moeder doen. Praat met elkaar. Speel met elkaar. Vraag aan elkaar waarom ze doen wat ze doen. Probeer elkaar te begrijpen en te kijken naar de fijne dingen van de ander.” Dan knikken de kinderen en ze beloven het allemaal.
Als ze weggaan krijgen mijn ouders vaak een bos bloemen, of mooie tekeningen die de kinderen gemaakt hebben. Laatst ging een hele klas voor ze zingen. Een lied over de oorlog en dat die nooit meer mag gebeuren. Daarna wandelen mijn ouders heel blij terug naar hun auto, niet al te ver van het schoolplein. “Pfah,” zegt mijn moeder dan cynisch, maar met een tevreden glimlach. “Moeilijke kinderen… Kom nou toch. Ze hebben weer anderhalf uur doodstil geluisterd.”
De foto’s bij dit blog zijn gemaakt bij een HBO-opleiding, waar ook belangstelling was voor hun verhaal.
Scholen of organisaties die op zoek zijn naar een spreker die een ervaringsverhaal over de tweede wereldoorlog in Nederland of Indonesie kan vertellen, kunnen contact opnemen met Herinneringscentrum kamp Westerbork.

 
 

Boeken

20160608_114915_resizedMijn ouders verhuizen. 20160608_114935_resized
Omdat het goede mensen zijn
houden ze van boeken.
Van heel veel boeken.
Overal staan ze. Overal.
Ze mogen niet zomaar weg.
20160608_115123_resized20160608_115034_resizedZe moeten terecht komen bij mensen
die ook heel veel van ze zullen houden.
Of tenminste blij zijn dat ze komen.
Het zijn boeken over
-de oorlog20160608_115207_resized
-steden
-natuur
-psychologie
-seksueel misbruik
-euthanasie
-gedragstherapie
20160608_120057_resized-alchemie20160608_115251_resized
-caligrafie
-opstellingen
-psychotherapie
-man/vrouw dingen
en ook
20160608_115320_resized-de Verkadeboeken20160608_115543_resized
-Bruintje Beer
-de Winkler Prins
-oude kinderboeken
-Engelse boeken
-romans
-woordenboeken
-naslagwerken
-en de volledige Groninger Encyclopedie

Wil je weten of er boeken bij zitten over jouw favoriete onderwerp? Ik denk het wel. Mail me maar. Dan vul ik een doos voor je en laat je weten wanneer je die krijgt. Op voorwaarde dat je van de boeken gaat houden. KLIK HIER

 
 
 
 
 

Blij werken

‘Does it spark joy?’

Blij werken is een van de mooiste bijwerkingen van het ondernemerschap. Ik krijg leuke klussen om te doen, ik kan m’n creativiteit volop de vrije loop laten en heb bovendien heel veel plezier met m’n klanten, want dat zijn leuke mensen. Meestal.

Daar komen we uit

Een enkele keer loopt het niet helemaal vanzelf. Dan wil iemand nog een extra pagina die we niet hadden afgesproken, bij die website. Of iemand wil toch liever in twee keer betalen. Of oepsie… er blijkt een groot evenement te zijn waardoor dat verhaal, die website, dat foldertje, eerder af moet dan gepland. Daar komen we altijd wel uit.

Dan had ik net zo goed een baas kunnen hebben

Maar waar we nooit uitkomen is als ik echt de pest in krijg over een klant. Als het plezier er af is. Als er eisen gesteld worden in plaats van overlegd. Als er zelfs niet betaald wordt voor uren die ik gemaakt heb voor een klant is het echt helemaal uit. Dan doe ik niet meer. Dan kan ik namelijk niet meer blij werken en dan had ik net zo goed een baas kunnen hebben.

Opruimguru Marie Kondo

De Japanse opruimgurin Marie Kondo zegt: ‘Beoordeel wat je hebt op de vraag of je er blij van wordt.’ Het is geen kunst om een t-shirt dat je nooit meer draagt weg te doen omdat je er niet meer blij van wordt. Maar vandaag heb ik gemerkt dat ik ook blij word als ik een klant weg doe die me somber en bozig maakt. ‘Does it spark joy?’ is de testvraag die Kondo stelt. Nou, nee! moet ik antwoorden als ik aan de protocolaire knibbelaar denk die ik er zojuist uit gemikt heb als klant.

Vrijheid als zelfstandig ondernemer

En al is het spijtig dat ik daarmee inkomen misloop, toch komt direct de vreugde weer terug. Als ik niet blij kan werken, dan werk ik liever niet. Die vrijheid heb ik als zelfstandig ondernemer. En het fijne is dat er zelfs al binnen de twee uur een nieuwe klant aanklopte bij me. Eentje waar ik meteen plezier mee heb. Zo werkt het kennelijk. En ik ook. Blij.

Secretaressedag

secretaresses
Organisaties die me uitnodigen om een workshop damestasjeslezen te geven, mailen me meestal een maandje of twee, drie van tevoren. Handig, want dan kan ik de datum voor ze reserveren.
Dat gaat anders bij de voorbereidingen van ‘Secretaressedag’; de dag dat er iets extra’s gedaan moet worden voor secretaresses. De mails met aanvragen denderen dan m’n mailbox binnen vanaf drie weken tot drie dagen voor de datum zelf.

Organisatie op secretaresses gebouwd

Dat komt omdat de secretaresse zelf altijd zulke dingen regelt. Als zij verrast moet worden, moet iemand anders uit de organisatie het dus doen. Willen ze best, maar kunnen ze niet zo goed. Daarom stellen ze het te lang uit, weten niet wat de normale bedragen voor een evenement is en vergeten van alles af te spreken.
Secretaresses zijn nu eenmaal de pijlers waarop een organisatie gebouwd kan worden. Daarom had ik het enorm naar m’n zin op secretaressedag bij twee organisaties waar de bijzondere dag juist op rolletjes liep. Omdat ze hun eigen feestdag hadden georganiseerd.

Wat komt er uit een secretaressetas?

Zo merkte ik van dichtbij hoe onmisbaar die meiden zijn binnen een organisatie.
In vrijwel alle secretaressetassen las ik ook dezelfde thema’s: overvraagd worden (veel spullen voor en van anderen bij zich) geen nee kunnen zeggen (pijnstillers om vol te houden), onderwaardering en te weinig uitdaging voor persoonlijke ontwikkeling. Daardoor kan het zelfvertrouwen een deuk oplopen (veel kassabonnetjes want ‘misschien wil ik mijn aankoop wel ruilen’ – geen vertrouwen dus in de eigen keuzes).

De achterbakse zusters Pas-toch-op en Zie-je-wel

Als een losse tand hing de deur van mijn auto naast de bestuurdersplaats.*)
“Wacht maar, ik zie het al,” mompelde een aangesnelde aardige man. Hij pakte de autodeur in een soort tangogreep en wiegde ‘m een paar keer heen en weer, alsof hij de deur opnieuw leerde wat zijn functie was in het leven. “Pas op voor je vingers!” riep ik vanaf veilige afstand. De man reageerde niet en ging onverstoorbaar verder met z’n deurfluisteringen.
En op hetzelfde moment realiseerde ik me hoe onzinnig het is om iemand te waarschuwen om zichzelf geen pijn te doen. Hij heeft geen enkele reden om moedwillig z’n vingers te laten afklemmen met een autodeur. En als hij dat wel zou willen, dan zou mijn ‘pas op’ hem er vast niet van af kunnen houden. Natuurlijk paste hij op z’n vingers.
Mijn geroep had de functie van een disclaimer. Als hij toch, door welke akelige toestand ook, z’n vingers zou bezeren, zou ik opgelucht kunnen denken: ‘Dat is niet mijn schuld. Ik heb hem nog gewaarschuwd en ‘pas op’ geroepen. Nou is het toch fout gegaan, zie je wel…’ Want Zie-je-wel is het onvermijdelijke lelijke zusje van de kloeke Pas-op.
Pas op betekent: als het fout gaat is het je eigen schuld. Niet de mijne. Zie je wel is de incassering van het schuldvrij blijven als waarschuwer. Ik had je gewaarschuwd, ik heb mijn werk gedaan, jij faalde.
En waarom in vredesnaam? Alsof het niet al erg genoeg is om je vingers tussen de deur te krijgen! En alsof ik niet, mocht dat inderdaad gebeuren, ondanks mijn waarschuwing, gemeen hard naar het ziekenhuis zou rijden met de zielepoot die, zie je wel, toch z’n eigen vingers zo bezeerd had.
Zwijgend wiegde de man de deur een paar maal heen en weer. Hij negeerde mijn waarschuwing volkomen en kreeg desondanks geen enkele vinger tussen de deur. De deur begreep hem plotseling en sprong weer in z’n oorspronkelijke stand. “Zo. Nou heb ik nog een baco nodig,” zei de man, want zoiets zeggen mannen dan altijd. Waterpomptang was ook goed, of een sleuteltje tien.
Deur gered. Vingers in orde. Aardige man gezoend. Wijze les geleerd over de akelige zusters Pas-Toch-Op en Zie-je-wel.
Niet meer doen, dat waarschuwen. Het is uiteindelijk toch mijn verantwoordelijkheid dat er geholpen wordt als dat nodig is.
 
*) Ik had echt goed achter me gekeken toen ik weg wilde rijden uit die parkeergarage, maar die pilaar stond links van mij en ik draaide mijn autodeur er met stevige kracht tegenaan. Eerst lukte het nog wel een beetje om ‘m met geweld dicht te slaan, maar na drie weken schoot ie plotseling los naar het losse-tand-model.
Ook zin om te schrijven? In april zijn alle schrijfcursussen voorzien van gulle lentekortingen. Soms wel 50% van de prijs!
Kijk hier even of er iets voor je bij zit om je boek, website of blog mooier te maken. 

Vraag blijdschap

Betaal met blijdschap, geld of energie


Stel: de wet van behoud van energie klopt.
Je doet iets. Dat kost energie. En aandacht natuurlijk. En soms ook materie.
Dat gaat dan niet verloren, blijkt uit die wet.
Stel nu: de wet van behoud van energie klopt niet alleen op grote schaal, maar ook op een kleintje. Individueel. Per mens.
Dan doe je iets; energie, aandacht, materie gaat uit je systeem.
Dat moet ook weer terug, omdat energie nu eenmaal behouden moet blijven. It’s the law.
Kies dan voor het principe van de betaling in blijdschap.
Jij doet iets. Een ander doet iets terug.
A- Je laat je betalen met geld. Handig spul, waar je veel goede dingen over hoort omdat je er spullen mee kunt kopen waar je blij van wordt.
B- Je laat je betalen met energie. Iemand anders doet iets terug voor jou waar je blij van wordt.
C- Je slaat A en B over en wordt meteen al blij van wat je doet.
D- Je laat je betalen met de blijdschap van een ander die daar weer anderen blij mee wil maken door goede dingen over je te vertellen.
Maak leuke combinaties van bovenstaande mogelijkheden. Natuurlijk bepaalt de ontvanger hoe er betaald mag worden. Kom mij niet aanzetten met pure blijdschap dus als ik hartstikke rood sta en alleen met geld mijn problemen kan oplossen. Laat me vooral weten waar je je nog meer mee kunt laten betalen.

Oh, de maan…

Playing with the moon.pps

Mens en maan: Playing with the moon. Dit mysterie wil je zien.
Het is een ingepakt filmpje dat je gerust kunt downloaden en bekijken als pps.
Zeker op deze bijzondere avond waarop we een volle maansverduistering meemaken.
Wie maakte dit filmpje? Ik wil haar graag huwen. Tips zijn welkom.
Ik kreeg het toegestuurd door Christina Boudewijn-de Kaste, ook zo’n leuk mens!

Je moet ook es dood gaan joh!

“Zeg, ik kom waarschijnlijk niet naar het familiefeest volgende maand. Als het goed is ben ik dan dood.”
Aan de telefoon een oude vriend van de familie met dit intrigerende bericht. “Als het goed is?”
“Ja. Ik wil dat graag omdat ik kanker heb en geen behandelingen meer wil. Nu kan ik nog helder van geest uitstappen; als ik onder de morfine zit is voor mij de lol er toch wel af. Maar er zijn nog wat protocolaire problemen. De huisarts wil wel meewerken maar moet een second opinion vragen en die tweede arts heeft in tien minuten besloten dat ik nog niet dood mag. Nu moet ik dus gaan bedenken hoe ik het dan moet aanpakken. Maar, zoals gezegd, als het goed is kom ik in elk geval niet op het feest omdat ik dood ben.”
Tjonge.
“En hoe is dat dan voor je, om te weten, tenminste heel hard te hopen, dat je over een weekje dood bent? Wat verandert dat aan het leven?” wil ik natuurlijk weten.
De man zucht diep en het klinkt mal genoeg tamelijk gelukzalig als hij antwoordt: “Het is geweldig! Klinkt dat raar?”
Ja, dat klinkt raar. Maar zijn opgetogen verslag van de gebeurtenissen in zijn leven, in het licht van de dood, maakt doodgaan opeens onverwacht aantrekkelijk.
“Alles wordt intenser,” vertelt hij. “Plekken waar ik altijd graag kwam bezoek ik nog een laatste keer en ik geniet ervan met volle teugen. Het groen is groener. En de mensen… Opeens hoor ik van mensen dat ze me lief vinden, dat ze me zullen missen. Soms wist ik helemaal niet dat ze zich zo met me verbonden voelden. Ik ben ook mensen gaan opzoeken uit het verleden. Drie meisjes met wie ik vroeger op school zat. Een geweldige avond had ik met ze! En met de familie: samen zitten huilen. Daar moet je dan wel voor doodgaan, maar het is een geweldige ervaring om zo met elkaar verbonden te zijn en zo emotioneel te kunnen zijn samen.
Er is geen tijd meer voor flauwekul; als ik het nu niet zeg zeg ik het nooit meer. Ik heb niks meer te verliezen, dus overdreven beleefdheidsvormen kunnen beter achterwege blijven. Er is oprechte belangstelling, oprecht meeleven en intensief contact. Geweldig vind ik het! Het is echt een aanrader hoor: je moet ook es doodgaan joh!”
Ik beloof hem dat ik dat zeker een keertje zal gaan doen. En ik neem me voor om niet zo lang te wachten om het groen groener te zien en mijn contacten oprecht en intensief aan te gaan. Ik aarzel nog een beetje over het bezoeken van mensen van lang geleden. Er zijn er zeker een paar die ik dolgraag nog zou willen zien als ik wist dat ik dood zou gaan volgende week. Maar hoe zeg ik dat? “Hoi, ik stel me voor dat ik dood ga en dan wil ik nog een keer met je samen zijn, naast je liggen, in je ogen kijken, je stem horen…” Misschien is dat de geheime kracht van de dood in zicht wel: dat het niet meer uitmaakt wat ik zeg. Als het maar waar is.
Ik heb de man een fijne dood toegewenst voor ik ophing.
Maar zo leven. Dat wil ik leren. Voordat ik niet anders meer kan.