De Vampier-Hulpwerkwoordenbingokaart

Pas op!

Bovenstaande (hulp)werkwoorden kunnen een vampier zijn.
Dat wil zeggen: het zou kunnen zijn dat ze zelf eigenlijk vaak helemaal geen eigen betekenis blijken te hebben in je tekst. Vampierhulpwerkwoordbingowoorden zet je, vaak ongemerkt, in om je boodschap milder te maken, af te zwakken, minder stellig over te komen, voorzichtig te blijven.
Dat kost tijd en moeite voor je lezer. Die wil gewoon weten waar het nou eigenlijk over gaat.

Hoezo vampierwoorden

Als schrijver streef je ernaar dat elk woord een beeld oproept als het in de spiegel van de lezer kijkt.
Vampiers hebben geen spiegelbeeld. Daar herken je ze aan.
Ook vampierwoorden roepen geen beeld op. De hulpwerkwoorden van deze bingokaart zijn dan ook meestal extra’s, opgeklopte zinvulling.
Ook woorden als ‘een beetje, ergens, nogal, eigenlijk, meestal (!), toch, dus, tamelijk, … , bijna, dan ook, vaak en een stukje’ zijn meestal slecht vermomde vampieren. Het zijn kleffe knuffelwoordjes om je boodschap te verzachten of te maskeren dat je eigenlijk ook niet precies weet waar je het over hebt. Dat zie je vaak terug in overheids- en managementrapporten. Niks mis met knuffelen, maar niet in de hoop dat je harde boodschap onopgemerkt blijft.

Een vampierwoord (of knuffelwoord) versluiert of verdoezelt,
lispelt of charmeert, relativeert of sust,
maar voegt geen eigen betekenis toe aan je tekst.

Vermoed je dat zo’n woord weg kan?

Controleer het door hem in het hart te prikken met je deleteknop.
Als je zin bloedend in elkaar zakt en de hele strekking van de zin verandert zet je je extra werkwoord natuurlijk snel terug.

Als de zin er alleen maar duidelijker op wordt zonder voorzichtigheidswerkwoord, was je (hulp)werkwoord een vampierwerkwoord dat sissend in nevelen oplost.

Vouw nu de overgebleven beeldwoorden weer uit tot een heldere, kloppende zin en je kunt opgewekt fluitend verder.


VOORBEELD

‘Dat wil zeggen: het zou kunnen zijn dat ze zelf eigenlijk vaak helemaal geen eigen betekenis blijken te hebben in je tekst.’

zou kunnen zijn is een driekoppige vampier, ze is niet specifiek, eigenlijk en vaak zijn loze knuffelwoorden, blijken is overbodig, betekenis hebben is vaagtaal, de intro ‘Dat wil zeggen’ kan helemaal weg want je gaat het al zeggen.
De zin wordt dan, na een woeste vampierjacht:

‘Vampierhulpwerkwoorden en knuffelwoorden betekenen niks in je tekst.’
Wil je die boodschap verduidelijken, gebruik dan een nieuwe zin:
‘Ze verdoezelen je boodschap.’



Voor de kenners:

-Vampierwerkwoordenjacht is een klus voor in de ambachtelijke schrijffase, de redigeerronde.
-Een bijkomend voordeel van vampierjacht is dat je tekst er aanmerkelijk korter (en duidelijker) van wordt.
-Naast Vampierwoorden zijn er ook jeukwoorden, peuterwoorden en walmwoorden.
Als je daar toevallig al een bingokaart van gemaakt hebt zie ik ‘m graag ook even.

Redigeren – paaseieren schrijven

Je hebt het geflikt he? Je boek is af. Dat wil zeggen: het eerste concept ligt er, met een begin en een einde. Gefeliciteerd. Nee echt. Duik de kroeg in met vrienden, geef een rondje, vier het. En dan, als de euforie weer wat gezakt is, aan de slag. Het is redigeertijd.
Ik geef je vijf belangrijke punten om op te letten bij het redigeren en het eindigt met het verstoppen van paaseitjes. Kan het hele jaar door.

Redigeren door paaseitjes te schrijven

1- Lees je hele boek, op papier (uitprinten, regelafstand 1,5, enkelzijdig, voldoende marge voor aantekeningen, spiraalbandje erdoorheen bij de printershop) zoveel mogelijk achter elkaar door.
2- Lees je boek met een pen in je hand, een blok postits en een schriftje voor aantekeningen. Noteer alles wat je opvalt in de kantlijn en in het schriftje.
3- Gebruik de postits voor het markeren van onverwachte thema’s die je ontdekt tijdens het lezen.
4- Herschrijf, schuif en kort in waar je kunt.
5- Verstop nu je thema’s in je tekst als paaseitjes. Je lezer gaat ze vinden, bewust of onbewust, en geniet daarvan.

Paaseitjes in je tekst

Zulke paaseitjes-thema’s ontdek je meestal zelf tijdens het herlezen van je boek. Heb je ze ontdekt, gebruik ze dan bewust.
Concreet: ik begeleidde een schrijver die ontdekte dat ‘koude voeten hebben’ heel belangrijk was als thema in haar boek. Koude voeten hebben betekent – in haar boek – je niet thuis voelen, eenzaamheid, anders zijn. Toen ze dat had ontdekt na het lezen van haar hele manuscript kon ze spelen met haar koude voeten door die op cruciale momenten in haar tekst eventjes te laten zien. Tijdens een akelige ruzie bijvoorbeeld kan de hoofdpersoon even een paar warme sokken aantrekken. Bij een moeilijke vergadering komt er een koude windvlaag onder de vergadertafel terecht en voelen haar voeten aan als ijsblokjes. Dat soort dingen.

Spelen met thema’s

Het kan ook zijn dat je tijdens het doorlezen van je boek ontdekt dat er op drie bijzondere momenten opeens iemand bidt. Voeg dan ook op andere momenten een gebed toe, of laat iemand alleen de handen vouwen en dan krachtig vloeken. Je speelt dan met je thema, alsof je paaseitjes verstopt. Misschien merk je op dat er altijd wel iemand over het weer begint als er een lastig gesprek dreigt. Maak er een paaseitje van door ook eens bij een gemakkelijk gesprek nadrukkelijk een opmerking over de zonnige dag te laten maken.

Pas op voor buikpijn

Net als bij echte paaseitjes moet je natuurlijk niet overvoeren. Twee keer valt niet op. Vijf keer hetzelfde grapje is teveel. Varieer. Speel. Leg op onverwachte plekken in je tekst je paaseitje neer om een thema te benadrukken, maar geef je lezer de kans om ‘m te vinden of te laten liggen. Struikelt hij erover, dan krijgt hij buikpijn van je boek. Willen we niet.

yoeke nagel wil wel eens weten wat je wilt zeggen

Klaar

De tweede versie van definitief concept is bijna af. We moeten voorzichtig blijven. Voor de tweede keer heb ik mijn eigen boek straks helemaal gelezen, van voor tot achter. De ambachtelijke fase. Drie prints met aantekeningen van dierbaren liggen om de laptop heen. Ik probeer er een soort van simultaan doorheen te bladeren om geen correctie of suggestie te missen. ‘Nee, dat was niet op een dinsdag,’ ‘Over dit thema meer uitweiden’, ‘ontdekkgen’. Opmerkingen van heel verschillende aard en soms -‘Dit leg je pas uit op blz. 124’-, met hele grote gevolgen voor de tekst die onder mijn handen verfijnd wordt, geslepen, opgepoetst en ingekleurd, nu de grote lijn staat.

Kritiek op je schrijfwerk

Ik weet nog dat ik over dit soort gemiereneuk van anderen woest kon worden, vroeger. Eindredacteuren hebben er een handje van om de domste vragen te stellen en dan te beweren dat het anders moet omdat ‘de lezer’ het niet zou begrijpen. Fok de lezer! Je snapt het gewoon zelf niet, sukkel! Lees dan beter, het staat er toch? Alleen niet op de manier zoals jij het zou schrijven omdat je al jaren zelf het ambacht niet meer beheerst. Dat is precies waarom ze je eindredacteur gemaakt hebben, eikel! Briesend en stampvoetend hakten mijn vingers dan in op het toetsenbord om die klotewijzigingen door te voeren want ja, weigeren zou betekenen dat ik niet betaald zou worden voor mijn werk. Als ik dan snuivend van woede de laatste punt had gezet moest ik echt even naar buiten om weer af te koelen voordat ik het begeleidende mailtje opstelde en het herziene stuk opnieuw naar de nijvere eindredacteur stuurde. Oh ja, ik was natuurlijk ook zelf een tijdje eindredacteur. Toen verbaasde ik me er wel eens over hoe agressief schrijvers reageerden als ik ze in alle rust uitlegde hoe ze hun teksten beter kunnen krijgen, maar dat staat hier los van.

Miniatuurtjes in een vitrinekast

Nu is het anders. Drie mensen hebben de moeite willen nemen om alvast deze eerste schets door te nemen. Vier zelfs, want mijn ouders hebben samen een manuscript gelezen. Die warme en gedetailleerde aandacht zijn Sinterklaaskadootjes voor me. Met zorg omgeven pareltjes van betrokkenheid. Toevoegingen, vragen, soms in de kantlijn een keer met potlood ‘Mooi!’ zelfs. Nu voelt het doorvoeren van die wijzigingen alsof ik flonkerende miniatuurtjes zorgvuldig in een vitrinekast plaats om er met een dankbare glimlach van te kunnen genieten.

Klaar. Oei.

Het laatste hoofdstuk levert nog vier opmerkingen op. Kleintjes. Als ik ze heb doorgevoerd lees ik de laatste alinea ook nog even, om het werk compleet te maken. Ik ben er doorheen. Tot mijn eigen verbazing voel ik opeens hoe mijn adem naar buiten komt met een zacht jammertje. De warmte uit mijn borst stijgt naar mijn ogen en komt er daar als druppels uit. Mijn schouders schokken. Het is klaar. Gut. Ik zal het missen, dit boek schrijven.
In maart 2018 staat de boekpresentatie gepland van mijn veertiende boek.
Ik houd je op de hoogte.

Kringloopwinkel voor Tekst

“Soms schrijf ik een stukje wat best goed is. Alleen kan ik het niet zelf gebruiken omdat mijn artikel ergens anders over gaat.” Dat vertelde een nieuwe schrijfcoachingsklant me vandaag. Ik herkende het onmiddellijk. Daarom open ik vandaag feestelijk de Kringloopwinkel voor Tekst. Daarmee kan ik je eindelijk een oplossing aanbieden voor de gruwelijke schrijffase die elke schrijver door moet: kill your darlings.

Kill your darlings

‘Kill your darlings’ is het afschuwelijke maar levensreddende advies dat ooit de schrijver William Faulkner gaf aan zijn studenten. Je schrijft een stukkie, je tikt lekker een heel stuk weg en je vindt, een enkel moment lang, heel veel van wat je geschreven hebt best aardig gelukt. Het enige probleem is dat je stuk twee keer te lang is.
Of: je vindt je stuk in grote lijnen wel geslaagd, maar het is enorm saai en je herhaalt jezelf een aantal malen.

Tekst weggooien is okee

Wat nu? Tekst weggooien. Er is geen andere optie. Je hebt op je verhaal zitten zweten, je bent je aan de alinea’s gaan hechten, ja, je houdt van de zinnen die je schreef. Ze zijn je dierbaar. En nu moet je ze vermoorden. Met een mes. Nou ja, met een delete-toets. Kill your darlings. Dat doet zeer. Ze kunnen wel zeggen dat elk verhaal beter wordt als je tenminste eenderde ervan wegstreept (ik zeg dat ook graag, dus het moet ook wel waar zijn), maar daarmee wordt de handeling zelf niet minder bloederig.

Opruimen, weggooien en doorgeven

Hoe doen we dat snoeiwerk, dat opruimen, op andere terreinen van het leven? Ik heb zelf nogal wat ervaring in het zuchtend omgaan met een overvol huis waar van tijd tot tijd korte metten moet worden gemaakt met spullen die me dierbaar waren maar nu vooral plek innemen. Ze moeten opgeruimd worden. Lastig. In Handige Boeken Over Opruimen In Huis staat meestal veel bagger. Wel functioneel vind ik de tip om je spullen te verdelen in drie stapels:
1- Opruimen, repareren of betere plek geven
2- Weggooien
3- Doorgeven aan anderen via de kringloopwinkel
Een voorheen dierbaar vaasje kan ik moeilijk weggooien. Het idee dat iemand anders er misschien nog iets aan heeft maakt het aanmerkelijk makkelijker om zo’n ding uit mijn  huis te verwijderen. Ik stop het in de bak ‘kringloopwinkel’ en kan er dan met een gerust hart afscheid van nemen. Misschien wordt iemand anders er blij van. Ik niet meer.

Kringloopwinkel voor tekst

Kijk. Zoiets moet ook met tekst kunnen. Daarom open ik hierbij feestelijk ’s werelds eerste Kringloopwinkel voor tekst. Je kunt er halen en brengen.
-Moet je artikel, boek of scriptie korter? Orden dan opnieuw, gooi weg wat weg kan. En mail mij daarna je prima alinea’s die helaas voor jou op dit moment niet bruikbaar zijn, maar die er toch uit moeten.
Zet er even vijf steekwoorden bij, zodat ik je fragmenten kan archiveren.
Mocht er iemand aankloppen bij me die nou precies zo’n stukje tekst nodig heeft, dan stuur ik ‘m jouw woorden toe. Credits doen we niet aan, want jij had toch niks meer aan die tekst en nu past hij fijn in een verhaal van iemand anders. Komt ie toch nog tot z’n recht, en jij bent er van af. Kill your darlings is nog nooit zo makkelijk geweest!
Snel aan het inkorten dus. Jouw tekst wordt er beter van. En die van een ander ook.
-En heb je zelf een bijzonder stukje tekst nodig? Mail me, misschien heb ik het wel kant en klaar voor je liggen, ingeleverd door iemand die ‘m niet meer nodig had. Zo goed als nieuw.

Tekst over? Tekst nodig?
Mail me vijf steekwoorden bij aanleveren of opvragen
van goede, overbodige teksten.
Graag schoon, heel en in goede staat. Betaling vooraf.

   Ja, ik heb tekst over voor hergebruik

  Ja! Stuur mij een zo goed als nieuwe tekst toe

    Nee. Ik schrijf liever mijn eigen tekst en leer graag hoe ik zelf goed kan inkorten en redigeren. Ik kijk nu dus even op je cursusagenda om me direct in te schrijven voor een van je workshops of cursussen

 

Dat kan korter!

tekst inkorten, hoeTeksten inkorten om je lezer te raken

“Haar ogen waren als een diepe bergbeek waarin trage karpers rondzwommen die de schittering van het zonlicht steeds op een andere manier weerspiegelden in haar glimlach.”
‘Vind je het niet prachtig?’ zwijmelde ik nadat ik zo’n soort zin had voorgelezen uit een boek van een Japanse schrijver.
“Dat kan korter,” concludeerde de man die ik had voorgelezen. Ja. Kan. Ze had dus best leuke ogen. Maar met bergbeekjes en karpers en alles voeg je toch als schrijver wel wat sfeer toe die de meeste lezers wel waarderen.

Ik merk dat ik voel dat ik wil

Anders is dat – en daar wilde ik het eens even over hebben – bij een vaak voorkomend misverstand in tekst: het beschrijven van waarnemingen van emoties. Alleen deze constructie moet je waarschijnlijk al drie keer lezen. ‘Ik merk dat ik voel dat ik wil…’ Of: ‘Ik zie dat er iets gebeurt dat mijn aandacht trekt.’ Dat kan korter.
Voorbeeldje dus maar.
“Ik merkte dat ik een verlangen voelde opkomen naar een ijsje.”
Dat kan korter! En dat moet ook korter, want met deze zin bied je je lezer te veel afstand tot je hoofdpersoon. Hoofdpersoon beschouwt zichzelf, dus lezer blijft ook maar een beetje toerist. Je lezer moet kunnen wonen in het hoofd van degene die spreekt in je verhaal. Beter is dus al:
“Ik voelde een verlangen opkomen naar een ijsje.”
Alleen is er geen  hond die zoiets in alle ernst over zichzelf zegt. Het is nog geen echte taal, je krijgt als lezer een mededeling over een proces dat eigenlijk helemaal niet zo interessant is. Dat kan korter.
“Ik had zin in een ijsje,” zou een hoofdpersoon kunnen toegeven.
En nog beter, want actiever en persoonlijk, zodat lezer in real time kan aanschuiven bij de opdringerige emotie – het verlangen naar een ijsje:
“Een ijsje! Ik zou er een moord voor doen.”

Nog eens: show don’t tell

De getrainde en geharde schrijver gaat nog een stapje verder. Hij baant zich onbevreesd een pad door de ‘show-don’t’-tell-jungle’ en komt af met een alinea als:
“Ik zag het peutertje al van ver aan komen dribbelen. Jaspunt van papa in haar ene handje, ijsje in de andere. Toen ze vlakbij was zette ik geroutineerd een spurt in en was de hoek al om met het hoorntje in mijn hand voordat de papa het lege handje zag van de kleine, die brullend op de stoep terecht was gekomen. IJs. Ik hou ervan.”
Ja. Dat kan wel degelijk korter. Maar hier heb je als schrijver wel meer lol van. Kwestie van kiezen waar je je woorden aan besteedt. Wel aan kleurrijke schetsen die je lezer meeslepen, ontvoeren, op schoot zetten van je verhaal. Niet aan omslachtige wolsliertwoorden die een uitdeiend muf moeras creeren tussen je hoofdpersoon en je lezer. Dat kan korter:
Schrijf zo beeldend en direct mogelijk.

Lekker een dagje photoshoppen

Kruissteekjes borduren is leuk, muziek maken is leuk, seks is leuk, maar photoshoppen heeft ook wel wat.
Ik heb me er een dag lang mee vermaakt en knutselde dit plaatje in elkaar.
Gewoon, om te laten weten dat ik ook graag je blog nog eventjes nakijk voordat je ‘m online zet.
Of je nieuwsbrief, je column, webtekst, belangrijke mail, je boek, je inzending voor een schrijfwedstrijd of eh… wat dan ook voor tekst.
Laat ‘m even lezen door een lezer die gegarandeerd aan jouw kant staat en toch kritisch is. En je ook nog eens kan laten zien hoe je tekst nog beter wordt. Doe ik graag voor je.
Kijk voor prijzen op m’n andere site.