Acht uur overwerk

Met z'n allen zitten pielen inplaats van in je eentje


Nooit gedacht dat het zo’n feestje kan zijn om over te werken. Met vier teams van vijf creatievelingen werkten we vrolijk door tot twee uur ’s nachts, aan campagnes voor vier goede doelen.
Dat was op 30 maart en het gebeurde in 21 steden over de hele wereld! Ik was als ‘mentor’ toegevoegd aan het team dat in het Inspiratiehuis aan de slag ging voor de Houdinibeweging. Een mentor is iemand die zich steeds laat uitleggen wat het leukste is om te doen.
Geweldig mooi en dapper  initiatief trouwens, die Houdinibeweging, van mensen die betrokken zijn bij jeugdzorg maar het allemaal veuls te ingewikkeld vinden gaan daar. Ontwar en verbind, bedachten we dus als slogan. En we maakten webteksten, t-shirts, een huisstijl en een website-structuur voor ze. Kan best, in acht uur! Hier zie je hoe beregezellig het bovendien was.
Ik teken nu alvast in voor volgend jaar acht uur overwerk.
De foto’s zijn van Rene Wouters.
 

De kunst is gevoed te blijven. Met inspiratie natuurlijk. Van Urban Chef. Lekker!


Kaarsen van Pieter van de Pol rond het Inspiratiehuis in Arnhem. Prachtig he?

Heeeeeel ander medium

Ooit leerde ik dat er een groot schrijfstijlverschil moet zijn tussen verhalen in een dagblad en in een tijdschrift. ‘Heeeeeel ander medium,’ beweerde een doorgewinterd journalist erbij.
Nou is internet natuurlijk geen medium op zich.
Je hebt websites, blogs, nieuwsbrieven, twitter, facebook, linked-in, hyves. En dan ook nog eens e-mail, sms, whatsup, skype. En telefoon. En folders, kranten en tijdschriften. En, ach ja, weet je nog; brieven en ansichtkaarten.
Er zijn ontelbare mogelijkheden om ons met elkaar te verbinden. Als dat geen overcompensatie is…
Hopla. Daar gaat ’t vaak effe mis: die verbinding ontstaat niet altijd goed. Logisch: als de een sms’t terwijl de ander aan het bellen is komt er geen direct contact tot stand. Als de een mailt terwijl de ander uitsluitend op z’n facebookberichten let, lukt het ook niet.
Dat rijtje communicatiemiddelen hierboven bestaat uit ‘hele verschillende media met hele eigen kwaliteiten,’ zou je kunnen zeggen. Toch worden ze allemaal door elkaar heen gebruikt. Daarom stel ik voor dat we – al hou ik niet van die dingen – een protocol opstellen voor welke media je in welke gevallen gebruikt. Belangrijke maatstaf daarbij is wat je wilt zeggen, wat je wilt bereiken met je boodschap en voor wie die bedoeld is. De gewone dingen dus.
Stel: je boodschap is ‘ik heb zo’n hoofdpijn dat ik vandaag niet kan werken.’
Je wilt met deze boodschap bereiken dat je medeleven krijgt en, als het kan, dat iemand boodschappen voor je gaat doen.
Het maakt jou niet uit wie dat doet, als het maar redelijk snel gebeurt. Post is dus uitgesloten.
In dit geval is het dus geen goed idee om sms of whatsup te gebruiken: je bereikt maar een enkel persoon (of een hele lijst tegelijk) die je in het beste geval terug sms’t: ‘lullig voor je. Sterkte.’
-SMS is vooral geschikt voor eenzijdige mededelingen waar haast bij is.
Een tweetje kan natuurlijk altijd, maar de kans dat iemand die boodschappen voor je gaat doen is nihil.
-Twitter is vooral geschikt voor korte mededelingen, vaak met een verwijzing naar een website, waar niet direct een reactie op verwacht wordt. Vluchtigheid is het kernwoord.
Tenzij je snel een vraag wilt stellen aan veel mensen tegelijk. ‘Weet jij nog een goed middel tegen barstende koppijn? #durftevragen’
Mail is misschien wat te afstandelijk: er is geen directe reactie, je moet maar afwachten wanneer iemand het leest. Bovendien kan het zijn dat je helemaal niet wilt tikken als je hoofdpijn hebt.
-Mail is vooral geschikt voor langere berichten waar wat uitleg bij nodig is en geen haast bij is.

Een mededeling op Facebook zou er toe kunnen leiden dat allerlei mensen je tips en adviezen gaan geven: ‘doe vooral de gordijnen dicht.’ ‘Hier, een grappig plaatje dat mij er altijd bovenop helpt.’ Daar zit je niet op te wachten.
-Facebook is vooral geschikt voor het delen van persoonlijke ervaringen en uitwisselen van informatiepuntjes, zonder al te veel gedoe. Tenzij je in een revolutiegevoelig gebied zit natuurlijk, dan is het van belang om elkaar te vinden via Facebook om te weten wanneer je de straat op moet om de regering omver te werpen.

Een bericht op je LinkeIn pagina slaat natuurlijk nergens op. Je wilt toch niet dat dat hele netwerk je zo ziet. Shinen wil je!
-LinkedIn is vooral geschikt voor zakelijke contacten, zakelijk netwerken.

Om te skypen wil je liefst zeker weten dat de ander in alle rust, skypebaar en wel, achter de computer zit. Jammer is wel dat je van pijn vertrokken gezicht in beeld kan komen.
-Skype is vooral geschikt om van tevoren geplande uitgebreide mondelinge contacten mee te hebben. Ook een bijeenkomst van mensen die op andere continenten zitten kan er prachtig mee.

Voor je iemand kunt bellen moet je een keuze maken wie je eigenlijk durft aan te spreken met je vraag. Dat kan effe lastig zijn: een anonieme vraag in een groot donker meer van digitale medemensen is gevoelsmatig wat gemakkelijker dan echt te vragen om wat je nodig hebt bij iemand die je kent. Wees gerust: iets vragen aan iemand die je niet kent is nog veel lastiger.
-Opbellen is vooral geschikt als je even direct menselijk contact wilt hebben met iemand. Een stem, een mens die direct op je reageert en vraagt wat je bedoelt als je niet meteen duidelijk bent.
Om bij iemand langs te gaan moet je je bed uit. Dat is koud en het doet zeer. De beloning is groot. Je bent bij een echt mens die niet alleen naar je luistert maar ook een arm om je heen kan slaan en een kopje soep voor je kan maken tot je je weer beter voelt.
-Langsgaan is vooral geschikt als je gewoon wel weer eens echt contact wilt hebben met iemand die warm en gezellig en aandachtig is.
Ik neem me nu voor om op z’n minst even te bellen als ik een sms krijg waar paniek uit spreekt. Maar liever zou ik, als het tenminste om een beminde gaat, zelf dat telefoontje krijgen waarin ik hoor: ‘Ik kom nu naar je toe, om op je bank te liggen tot ik weer beter ben.’

Hoe Koot & Bie Dodewaardacties saboteerden

Zo. Dan moet me nu even iets van het hart dat een enkeling misschien nog wel weet. Toch?
Het was 1980. We fietsten met z’n allen over de Bandijk. Langs de kernreactor en dan nog een stukje verder, daar lag een grasveld met een meertje er bij.
Er stonden feestelijke marktkraampjes waar onder andere het tijdschrift ‘Wij Eisen Geluk’ werd verkocht, wat me zeer aansprak omdat het de algemene stemming goed weergaf. Nooit meer wat van gehoord trouwens…
Ons groepje was naar Dodewaard gekomen met Grote Plannen. Ik weet niet meer precies wat de theorie over onze bagage was, maar we hadden onder andere een ruim eikenhouten tweepersoons bed mee, een staande schemerlamp, een strijkplank, een houtkachel, een stevige eetkamertafel met stoelen en een vloerkleed dat onze hoek van Het Kamp reuze sfeervol maakte.
Hoewel het eigenlijk te koud was dook een aantal van ons toch op zeker moment dat meertje in, wat het allemaal nog feestelijker maakte. Er was een podium, waar af en toe iemand op stond om te spreken, er speelden kinderen, er werden tofuburgers op barbecues of open vuurtjes gebakken en er werd overal muziek gemaakt. Hier was echt een Beweging aan de gang, dat kon je goed voelen. Ik kan me, vreemd genoeg, weinig meer herinneren van het geduw en geren bij de reactor zelf, maar op Het Kamp was de nieuwe wereld al begonnen.
We zouden blijven tot de reactor dicht ging, vertelden we elkaar met grote vanzelfsprekendheid. En omdat het zo beregezellig was leek me dat ook best goed te doen.
Toen werd het zondag. Een voor een verdwenen steeds meer enthousiaste actievoerders van het terrein.
Er vielen kale plekken tussen de tentjes. De muziek was gestopt, de gitaren en accordeons waren ingepakt. In de loop van de middag was de dijk vol vervoersmiddelen die weer wegreden van Het Kamp-waar-we-zouden-blijven-tot-die-reactor-gesloten-was.
Verbijsterd schoot ik een man met een bakfiets aan, die daar zojuist zijn laatste tentstokken in legde.
“Ga jij ook al weg?”
“Ja, natuurlijk,” zei hij, en keek op zijn horloge. “Ik moet nog even fietsen voor ik thuis ben, straks mis ik het nog.”
“Mis je wat? Het gebeurt toch hier allemaal?” zei ik verward.
“Koot en Bie vanavond. En je ziet, ik ben echt niet de enige die daarvoor naar huis gaat.”
Natuurlijk heb ik het nog meer vertrekkers gevraagd en inderdaad: ze gingen allemaal naar huis om Koot en Bie te kijken.
Ik wil het die twee niet nadragen, ze hebben vast te goeder trouw gehandeld, destijds. Maar diep in m’n hart verwijt ik ze toch nog wel een beetje dat ze de acties bij Dodewaard saboteerden met hun uitzendingen. Het slijt, dat wel. Het slijt zo dat ik in elk geval vanavond toch met plezier heb kunnen kijken.
En toch… de wereld had er vermoedelijk anders uitgezien als ze toen op een andere dag werden uitgezonden.
 

Loslaten

overtuigendschrijvenEen van de meest misplaatste adviezen aan de lijdende medemens is wel ‘loslaten’. Of, nog erger: ‘Gewoon loslaten’.
Maar verdriet, boosheid, angst, grote verlangens en wilde giechelbuien terwijl je toch echt probeert om serieus te blijven kijken zijn krachtig spul.
Dat laat je niet zomaar los.
Gelukkig laten we nog veel meer niet los, zodat we goed oefenmateriaal hebben.
Zo betrapte ik me er laatst op dat ik de boodschappen in mijn keukenkastje wilde doen met de ene hand, terwijl ik in de andere hand alvast de groenten vast hield die ik strakjes – heel gemakkelijk – allemaal tegelijk in de koelkast zou gaan leggen.
Mijn dochter zag ik haar make-up opdoen terwijl ze in dezelfde hand een leeg sigarettenpakje hield dat ze straks wilde gaan weggooien.
Nu heb ik me voorgenomen om eens stevig aan het trainen te gaan met dat loslaten.
Eerst maar eens m’n handen vrijmaken. Neerleggen wat ik niet nodig heb op dat moment.
Kan ik later altijd nog zien of dat ook gaat leiden tot een kalmere geest zonder overbodige ballast.

Zeg het niet

Moi


Staat een Groninger tegen een hek geleund, komt z’n buurman voorbij op de fiets en steekt z’n hand op.
‘Moi,’ mompelt ie erbij.
Steekt de Groninger ook z’n hand op en zwijgt.
Komt buurman later langs lopen op weg naar z’n eigen huis, steekt weer z’n hand op en zegt ‘Moi’.
Schudt de Groninger z’n hoofd en zegt tegen z’n vrouw: ‘Ouwehoer, die vent’.
Ooit was het woord bijzonder. Sterker nog: sommige mensen zeggen dat het woord bij God was – het was goddelijk. Daar spring je zorgvuldig mee om. Ik stel me zo voor dat het belangrijker was om te doen dan om te zeggen. Een aai over een bol geeft een duidelijke boodschap, daar heb je geen woorden bij nodig. Eten op tafel zetten, hout hakken, water halen, een kind baren, boerenkool van het land halen… dat zijn allemaal handelingen die prima woordeloos kunnen worden uitgevoerd.
Gebeurde er eens iets heel bijzonders, had je een heftige emotie of een stralend nieuwe gedachte, dan zei je iets. De aandrang tot spreken borrelde waarschijnlijk op in de voeten, werd groter en heviger tot een paar woorden, alleen de allernoodzakelijkste, de keel bereikten en de mond verlieten om dansend de wereld in te trekken. Een bijzonder moment was gemarkeerd met woorden.
Het was natuurlijk een rottijd voor journalisten, schrijvers en bloggers.
Tegenwoordig is het precies andersom. Momenten worden gemarkeerd als vacature voor woorden. Eens in de week moet er een nieuw blog verschijnen. Elke dag moet die krant vol. Er wordt veel gesproken over geldontwaarding, maar deze ontwaarding van het woord lijkt me minstens zo schadelijk; het woord is niet meer bij God tot het afgehaald wordt voor een noodzakelijk gebruik ervan om een dringende emotie weer te geven. Het woord, elk woord, wordt paraat gehouden, neergezet, herhaald en uitgekauwd om loze ruimtes mee te vullen. Ze zijn er niet meer om vorm te geven aan een diep verlangen, een grote angst of een verbijsterend inzicht. Er werden plekken gecreëerd om er woorden neer te zetten, terwijl er eerder een dringend woord was dat een plek nodig had.
Om dat te compenseren gebruiken veel bloggers en andere schrijvers graag grote, belangrijke woorden die van zichzelf al wat lijken. Dat werkt niet.
De meeste lezers veranderen erdoor in Groningse boeren. Ze vinden bloggers maar ouwehoeren. En misschien hebben ze wel gelijk ook.
Op zondag 19 augustus 2012 geef ik daarom een dagcursus Schatschrijven in Amersfoort. Over hoe je zegt wat je moet zeggen in je blog, nieuwsbrief, website of folder. Niet meer.
Als je je vandaag nog inschrijft met het codewoord ‘moi’ geef ik je 10% korting.
 

Slacht je eigen koe

Op papier - in de pan


De bijl is vlijmscherp en zwaar in m’n hand als ik ‘m omhoog zwaai. Met een doffe klap komt ie terecht in de warme, kloppende hals van de koe. Haar grote, donkere ogen met de vreemd elegante wimpers kijken me verwijtend aan en draaien dan weg. Het donkerrode bloed stroomt in ritmische, trage golven uit de wond. Ze loeit. Het is niet genoeg. Ik zal nog eens moeten uithalen. Waarom vertelt niemand je dat je beter een mes kunt gebruiken voor zoiets? Opnieuw zwaai ik de bijl omhoog…
Nietes. Als ik op deze manier aan mijn sudderlapje zou moeten komen, dan at ik natuurlijk never nooit meer vlees.
Maar zo is de wereld niet, hier. Het abstracte stukje voedsel op mijn bord herinnert me in niets meer aan wat er gebeurd is tussen het moment dat koe niksvermoedend staat te herkauwen en medium doorbakken op mijn tafel staat. Het is mijn zaak niet.
Op dezelfde manier is het niet de zaak van een ambtenaar dat er een meisje moet worden uitgezet omdat ze niet de juiste papieren heeft. Zij bestaat pas in zijn bewustzijn als ze hem ontmoet, in z’n ogen kijkt en hem vertelt over haar hond, haar vriendinnen, haar fiets met een lekke band en dat ze niet weet hoe je zo’n ding plakt.
De wijk waarin drie rijen woningen worden afgebroken, bestaat alleen als abstractie, op papier, tot de wethouder er doorheen is gelopen en heeft gepraat met de bewoners die er willen blijven.
Gelukkig gebeurt dat af en toe. Zo hoorde ik vanavond over een kringloopbedrijf waar ‘kansarmen’ werken. Het gebouw dat ze ter beschikking was gesteld moest eerst nog verbouwd worden. De projectleider wist hoe dat werkt, met sudderlapjes, asielzoekers en kansarmen. Hij nodigde de makelaar en de ambtenaar die erover gingen uit om langs te komen op het oude adres. Daar was een groep mensen zo enthousiast bezig met het uitsorteren van tweedehands spullen, dat iedereen er schik in kreeg.
“Ach joh, ga toch gewoon lekker drie maanden eerder vast dat pand in, dan kun je de boel nog wat opknappen. Dat is fijner voor iedereen,” stelde de makelaar meteen lachend voor.
“Wedden dat het me niet was gelukt als ik het officieel had aangevraagd?” zei de projectleider.
Tuurlijk niet. Want bij een officiële aanvraag waren die mensen papier geweest. En papier wordt verschoven en behandeld via protocollen.
Zolang je alleen op papier wordt gezien, zit je eigenlijk al in de pan.

Vind ik leuk!

Vind ik niet leuk. Maar wat dan wel?

“Onze lieve vriend is aan zijn laatste reis begonnen,” las ik op Facebook.
‘Vind ik leuk!’ hadden al 3 mensen geklikt.
Natuurlijk vinden ze het helemaal niet leuk dat onze lieve vriend overlijdt. En natuurlijk moeten we de intentie goed rekenen: medeleven, gedeeld verdriet, ondersteuning en troost voor de andere Facebookers die met het bericht geconfronteerd zijn. Maar er is nu eenmaal slechts 1 emotie beschikbaar op Facebook: leuk. ‘Een technische onvolmaaktheid,’ vergoelijkte iemand toen ik er een opmerking over tweette.
Nietes. ‘Vind ik leuk’ is een zorgelijk symptoom van hoe we op dit moment in moordend tempo vervlakken. ‘Leuk’ is niet alleen de enig mogelijke reactie op Facebook-berichten, het is ook de uitdrukkelijke opdracht voor de gewenste sfeer in artikelen voor tijdschrift, dagblad of magazine.
Tekst moet leuk zijn. Leuk en kort. Daarmee vallen heel wat uitstekende journalistieke onderwerpen ‘om technische redenen’ af. De organisatie die onderduikadressen zoekt voor uitgeprocedeerde vluchtelingen, de sociologische duiding van kookprogramma’s, de psychologische achtergrond van verzamelwoede, de keerzijde van designhonger… We gaan geen klanten krijgen voor die verhalen. Te ingewikkeld, te somber, teveel woorden nodig om zoiets uit te leggen, zit niemand op te wachten.
De eindredacteur van dienst steekt z’n duim omlaag. Vind ik niet meer leuk. Klik. Weg.
Tijdschriften moeten leuk zijn. Leven moet leuk zijn. Je werk moet leuk zijn. Je relatie moet leuk zijn. Vind ik op zich leuk, natuurlijk. We hebben immers na eeuwen worstelen het calvinisme achter ons gelaten.
Maar als alles echt alleen maar leuk is, is er geen lol meer aan. Alleen ‘leuk’ zien, meemaken, lezen, schrijven en leven, verandert ons in blije zombies. Je ontwikkelen doe je door uitdagingen en confrontaties aan te gaan met dat wat je juist niet kan, niet durft, niet wil, niet leuk vindt, maar toch probeert. Je doet het door problemen en misstanden tegen het lijf te lopen en dan te zoeken naar oplossingen, door op te bouwen, fouten te herstellen, falen toe te geven, iets nieuws te creëren, door te zetten, bij te leren, uit te proberen, om te vallen en weer op te staan. Niet leuk. Nee. Maar jezelf ontwikkelen, beter worden dan je al was is juist keileuk. Al ga je – is mijn vrees – de komende jaren nergens meer lezen hoe je dat ook al weer doet.
Vinden tijdschriftenmakers, tv-redacties en adverteerders namelijk niet leuk.
Leuk 2012. We hebben geen andere optie.

Het mysterie van spullen

De spullen uit 1 huishouden


“Als je iets weggooit is het niet weg, het is alleen ergens anders,” zegt filmmaakster Judith de Leeuw heel terecht.
In een afvalberg bijvoorbeeld, in de plastic soep die in de oceaan drijft, als onderdeel van het broeikaseffect, of in het beste geval in een tweedehandswinkel als tussenstop voordat het alsnog terecht komt in een afvalberg.
“Zodra je iets koopt maak je jezelf verantwoordelijk voor alles wat er verder met dat voorwerp gebeurt. Als ik iets leuks zie dat ik wil kopen vraag ik mezelf nu eerst af: ‘Wil ik voor dit ding de rest van mijn leven verantwoording dragen?’ Meestal is het antwoord ‘nee’,” zegt Judith de Leeuw.
Meestal is het antwoord op een andere belangrijke vraag trouwens ‘ja’: “Heb ik dit al?”
De vraag ‘Heb ik dit nodig?’ blijkt weinig op te leveren. Een beetje creatief mens vindt altijd wel een argument om volmondig ‘ja’ te kunnen zeggen. Mooier dan wat ik al had, lekker praktisch, een stimulans, goedkoop, kom ik vast niet meer tegen als ik het wel nodig heb, slim gemaakt, gaat toch snel stuk…
Prettig genoeg kun je na het beantwoorden van die twee vragen natuurlijk altijd nog kiezen of je het Begerenswaardige Voorwerp dan maar laat staan of het alsnog koopt.
Maar het is wel verhelderend om met deze vragen even bewust stil te staan bij je kooplust. Trouwens: het valt me op dat die, alleen al daardoor, pijlsnel en pijnloos kan wegzakken.
Heerlijk. De kick van een koopdrang die je weloverwogen in de kiem gesmoord hebt is misschien nog wel groter dan de korte rush van het kopen zelf. Kopen voor gevorderden is bewust niet kopen.
Geweldige film van Judith de Leeuw: Overal Spullen, uitgezonden door de BOS en ook nog te zien op ‘Uitzending gemist’. Even kijken, hieronder.
Get Microsoft Silverlight Bekijk de video in andere formaten.

Een weckfles met hoop

 
 

Hoop kan veel vormen aannemen


Het was haar laatste werkdag. Voorlopig. Niemand wist iets en zo wilde ze het ook.
Toen ze de hoek om reed zag ze al dat er iets aan de hand was. Aan haar voordeur hingen roze ballonnen. Twee grote roze linten wapperden er vrolijk omheen. Op het kartonnen bord in het midden stond haar naam.
Nog voordat ze de sleutel kon omkeren in het slot werd de deur opengegooid en daar stonden haar dochter met haar allerbeste vriendin en haar zoon. Ze straalden van trots en enthousiasme.
‘Je krijgt een feestje van ons!’ ‘Kom, kom!’ ‘Er is ook taart!’ riepen ze door elkaar.
Armen om haar heen. Vrolijkheid. Haar lievelingsmuziek uit de kamer en kaarslicht.
De tafel was prachtig gedekt en uit de keuken huppelde een neveltje geuren hen tegemoet. Gezonde maaltijd. Verse, zelfgemaakte gerechten met veel kruiden. Haar wangen kriebelden van de tranen. Ze lachte. Iemand gaf haar een zakdoekje aan. En nog eentje. Zo blij was ze de afgelopen anderhalf jaar niet meer geweest. Wat mooi! Wat lief! Ze lachte en snoot haar neus opnieuw. Als ze nu diep zou ademen zou er een brul uit haar keel komen die nooit meer zou stoppen. Zoveel blij moest er eigenlijk nog uit. Of iets anders. Maar wel een brul.
Haar kaken en wangen hadden al lang geen lach meer gevormd en toch waren de spieren die ze daarvoor nodig had vanzelf weer tot leven gekomen. Alles leefde.
Eerst aten ze taart. Met hun vingers. Ze zongen mee met de liedjes die de twee meiden kennelijk zorgvuldig voor haar hadden uitgezocht en op een stickje hadden gezet. De champagnekurk raakte het plafond. Applaus. Toen aten ze, samen aan tafel, de ballonnen aan de lamp wiegden op de warme dampen uit de pannen en op de trillingen van haar stem, hun gelach, iemand gaf haar een zakdoekje, de muziek, de levendige gesprekken, het licht van de kaarsen, de smaak van dit heerlijke eten, vers gekookt, met liefde bereid. Voor haar. Er waren pakjes. De muziek, op haar Ipod. Een prachtig ingepakt setje flesjes met een homeopathisch middel om het gemakkelijker te maken voor haar. Een klein spelletje. Een foto.
Na het eten pakte haar dochter haar hand. Haar allerbeste vriendin legde een arm om haar heen. Haar zoon liep voor ze uit naar de badkamer en opende, als een portier in livrei, met een diepe buiging de deur. ‘Mag ik u verzoeken?’
Ze glimlachte en maakte een kniksje. Wat werd hij al groot. ‘Heel graag, meneer, dank u vriendelijk.’ Zelfs de badkamer hadden ze mooi gemaakt. Ook hier de roze ballonnen. Steeds vijf kaarsen bij elkaar op een schotel, in elke hoek eentje. De muziek. Een arm om haar heen. De allerbeste vriendin pakte de tondeuse en gaf hem aan haar. Met een elegant gebaar overhandigde zij hem als eerste aan haar dochter. Iemand gaf haar een zakdoekje. Ze keek in de spiegel, zwaaide eventjes en sloot haar ogen. ‘Begin maar vooraan,’ zei ze. De linkerkant deed haar dochter. De rechterkant deed de beste vriendin. De achterkant deed haar zoon.

Je kunt haar o.a. doneren bij Locks of Love die er pruiken van maakt voor kinderen.


Ze konden er de glazen weckfles half mee vullen. Die ging morgen mee. Dit keer zou haar haar niet uitvallen. Het leven zelf had ze in die pot. De muziek. De arm om haar heen. Taart. Ze lachte. Een zakdoekje. Nog nooit was ze zo gelukkig begonnen aan een serie bestralingen.
Met dank aan mijn prachtige nicht Rosa M.

Boekentip

Lekkere boeken en waarom je ze zou moeten lezen


Schrijven is iets anders dan lezen. Toch doe ik dat ook wel es. Gelukkig maar, want mijn uitgever A3boeken vroeg me een paar vragen te beantwoorden voor Boekentip. Wat m’n lievelingsboek is, welke boeken ik allemaal aan kan raden en meer. Nou. Graag natuurlijk!
Boekentip interview over boeken waar ik van hou.