Dat kan korter!

tekst inkorten, hoeTeksten inkorten om je lezer te raken

“Haar ogen waren als een diepe bergbeek waarin trage karpers rondzwommen die de schittering van het zonlicht steeds op een andere manier weerspiegelden in haar glimlach.”
‘Vind je het niet prachtig?’ zwijmelde ik nadat ik zo’n soort zin had voorgelezen uit een boek van een Japanse schrijver.
“Dat kan korter,” concludeerde de man die ik had voorgelezen. Ja. Kan. Ze had dus best leuke ogen. Maar met bergbeekjes en karpers en alles voeg je toch als schrijver wel wat sfeer toe die de meeste lezers wel waarderen.

Ik merk dat ik voel dat ik wil

Anders is dat – en daar wilde ik het eens even over hebben – bij een vaak voorkomend misverstand in tekst: het beschrijven van waarnemingen van emoties. Alleen deze constructie moet je waarschijnlijk al drie keer lezen. ‘Ik merk dat ik voel dat ik wil…’ Of: ‘Ik zie dat er iets gebeurt dat mijn aandacht trekt.’ Dat kan korter.
Voorbeeldje dus maar.
“Ik merkte dat ik een verlangen voelde opkomen naar een ijsje.”
Dat kan korter! En dat moet ook korter, want met deze zin bied je je lezer te veel afstand tot je hoofdpersoon. Hoofdpersoon beschouwt zichzelf, dus lezer blijft ook maar een beetje toerist. Je lezer moet kunnen wonen in het hoofd van degene die spreekt in je verhaal. Beter is dus al:
“Ik voelde een verlangen opkomen naar een ijsje.”
Alleen is er geen  hond die zoiets in alle ernst over zichzelf zegt. Het is nog geen echte taal, je krijgt als lezer een mededeling over een proces dat eigenlijk helemaal niet zo interessant is. Dat kan korter.
“Ik had zin in een ijsje,” zou een hoofdpersoon kunnen toegeven.
En nog beter, want actiever en persoonlijk, zodat lezer in real time kan aanschuiven bij de opdringerige emotie – het verlangen naar een ijsje:
“Een ijsje! Ik zou er een moord voor doen.”

Nog eens: show don’t tell

De getrainde en geharde schrijver gaat nog een stapje verder. Hij baant zich onbevreesd een pad door de ‘show-don’t’-tell-jungle’ en komt af met een alinea als:
“Ik zag het peutertje al van ver aan komen dribbelen. Jaspunt van papa in haar ene handje, ijsje in de andere. Toen ze vlakbij was zette ik geroutineerd een spurt in en was de hoek al om met het hoorntje in mijn hand voordat de papa het lege handje zag van de kleine, die brullend op de stoep terecht was gekomen. IJs. Ik hou ervan.”
Ja. Dat kan wel degelijk korter. Maar hier heb je als schrijver wel meer lol van. Kwestie van kiezen waar je je woorden aan besteedt. Wel aan kleurrijke schetsen die je lezer meeslepen, ontvoeren, op schoot zetten van je verhaal. Niet aan omslachtige wolsliertwoorden die een uitdeiend muf moeras creeren tussen je hoofdpersoon en je lezer. Dat kan korter:
Schrijf zo beeldend en direct mogelijk.

Waarom ik mijn tarief niet verdubbel

Ja. De prijs voor schrijfcoaching gaat omhoog per 1 januari 2018. Van 450,- per kwartaal ga ik naar 500,- per kwartaal. Zo. Dan hebben we dat slechte nieuws maar vast gehad. ‘Maar waarom dan?’ vraag je je vermoedelijk direct af. ‘Waarom kan die prijs niet gewoon 450 blijven, zoals dat de afgelopen zes jaar ook al was?’
Of, en daar moeten we het even over hebben, je vraagt je juist af: ‘Kom op zeg, waarom verdubbel je je tarief niet gewoon?’

‘Verdubbel je tarief’- bullshit

Nou, eerst even dit he: dat is in elk geval niet omdat ik geloof in die akelige adviesfilmpjes die op facebook circuleren, waarin een business-trainer roept dat je beter je prijs gewoon maar kunt verdubbelen omdat de mensen dan pas geloven dat je echt iets kunt en je meer gaan waarderen.
Ik ben er van overtuigd dat ‘de mensen’ (jij bijvoorbeeld) prima kunnen inschatten of ik iets kan en me daar ook voor waarderen. Ik denk dat auteurs bovendien graag heel goed en professioneel begeleid worden bij het schrijven van hun boek, zonder dat ze daar een gigantisch bedrag voor moeten neertellen. Ik ben ervan overtuigd dat schrijvers die op zoek zijn naar schrijfcoaching uitstekend in staat zijn om op mijn website te kijken en te concluderen dat ik wel of juist niet de geschikte schrijfcoach voor hen ben. En anders komen we daar tijdens het eerste gesprek wel achter.
Mijn werk wordt niet beter als ik mijn prijs verdubbel en jij gaat mijn werk niet meer waarderen als je me het dubbele betaalt. Zomaar je tarief verdubbelen is gewoon bullshit – een ernstige blokkade voor mensen die het geld gewoon niet hebben en een belediging voor het inschattingsvermogen van mogelijke klanten.

Ik wil de tijd met je hebben

Die prijs van mij gaat gewoon een tikkie omhoog omdat ik heel veel uren aan jou en aan je schrijfwerk wil kunnen besteden. Omdat ik rustig ga lezen wat je hebt geschreven en dan commentaar, vragen, tips en toejuichingen toevoeg aan je tekst. Daarna wil ik in alle rust met je doorpraten hoe het gaat. Met jou als schrijver en met je manuscript in wording. Ik wil zoveel tijd hebben dat ik je precies de juiste oefeningen kan geven waarmee jij dat ene terugkerende schrijfprobleem kunt overwinnen. En als je niet meer precies weet hoe je verhaal nu verder moet, vind ik het heerlijk om met je mee te fantaseren wat er in het volgende hoofdstuk gaat gebeuren – en of dat wel spannend, informatief of grappig genoeg is.
Als je manuscript af is kijk ik bovendien met je mee als je een aanbiedingsbrief maakt voor een uitgever en ik geef je een zakdoekje aan als de eerste ‘nee bedankt’ heeft geantwoord en die ene uitgever die jouw boek wil gaan publiceren nog niks heeft laten horen.

Auteurscoaching laag tarief tot 2018

En daar betaal je maar 50 euro meer voor per kwartaal. Plus btw. Zo. Nou weet je het. Wil je nu nog diezelfde uitgebreide persoonlijke ondersteuning bij het schrijven van jouw boek? Welkom. Meld je dan snel aan bij mijn Boekenvroedvrouwenpraktijk, dan heb jij nog het oude tarief te pakken. Het nieuwe geldt pas vanaf 1 januari 2018.
 

Ja! Ik wil nu nog van start met mijn boek.

Hoe de H. Jozef mijn huis verkocht

Eerder vertelde ik al hoe mijn eigen makelaar me het beeldje gaf van de H. Jozef, met tamelijk brute gebruiksaanwijzingen: op z’n kop begraven voor het huis, met z’n gezicht naar de voordeur. Dat zou ‘m aan het werk zetten om een koper te vinden voor me.
Maar dat vond ik sneu voor Jozef. Vooruit, ik wilde geen spelbederver zijn, dus begraven deed ik ‘m, maar dan wel op z’n gipsen voetjes, niet op z’n kop, wat er ook over gezegd werd. Het leek me van wat meer respect getuigen als ik ‘m niet al te zeer mishandelde maar meer mikte op goed overleg. Rechtop in de grond dus.

Je moet ‘m ophangen

“Dat is toch geen houding voor een heilige!” verweet mij een aardige man.
“Je moet ‘m niet onder de grond stoppen, dan heeft hij totaal geen zicht op z’n werk.”
Dat klonk wel logisch en ook menslievend. Hoewel dat laatste wel mee bleek te vallen bij het advies dat de aardige man er achteraan gooide: “Je moet ‘m ophangen. Lekker hoog, dat hij een beetje rond kan kijken.”
Ik moet toegeven dat ik vaak wel geneigd ben adviezen van aardige mannen op te volgen. Maar ik kwam er gewoon niet aan toe. Laddertje vinden, touw zoeken, plekje om een Jozef op te hangen zonder dat hij meteen gejat wordt door gretige andere huizenverkopers… Toch besefte ik wel dat er iets moest gebeuren toen na een maand mijn huis nog steeds niet verkocht was. Ondanks de krachtige wonderverhalen van collega-huizenverkopers waar Jozef wel degelijk z’n best voor had gedaan. Ik deed iets niet goed, dat was me duidelijk.

Andere cultuur respecteren

En dus koos ik voor een pad tussen ophangen en goed overleg: ik groef ‘m op en sprak hem vermanend toe: “Kom op Joos, da’s nou al een maand en je hebt nog geen flikker voor me gedaan! Hup aan de slag!”  Toen herinnerde ik me wat een vriendin me had gezegd – en zij kon het weten: “Die katholieke heiligen zijn het gewend om snoeihard behandeld te worden. Als je daar te lief voor bent doen ze niks. Andere cultuur he. Moet je respecteren.” Nou, daar ben ik wel van. Met alle respect dus Jozef weer terug de grond in. Op z’n kop.

Heiligen moet je aftuigen

En dat werkte. Twee weken later heeft de H. Jozef zijn werk gedaan. Onder voorbehoud en de hele lalalalala met banken en notarissen en zo heeft hij een koper gevonden voor mijn huis. Het lijkt er dus op dat mijn humane experiment met heiligen mislukt moet worden verklaard.
Wil je gebruik maken van de diensten van een katholieke heilige, dan moet je ‘m stevig aftuigen. Vinden ze leuk.

"Hebt u de oorlog overleefd?"

Mijn ouders parkeren zo dicht mogelijk bij de school. In hun eigen tempo wandelen ze het plein op en worden tegemoet gerend door een groepje kinderen.
“Komt u voor de oorlog?” roepen ze al van ver.
Ja, knikken mijn ouders, want het gaat hen om de intentie van de vraag.
“Hebt u die zelf meegemaakt?” vraagt een van de kinderen opgewonden.
Ja, knikken mijn ouders weer. Daar komen ze vandaag over vertellen in de klas.
“En hebt u het overleefd?”

Moeilijke kinderen

Ja. Mijn ouders hebben de oorlog overleefd. En ze hebben daarna trouwens nog veel meer beleefd, want het zijn prachtige, ondernemende mensen met een warm hart.
Volwassenen scheppen vaak graag een beetje op over hun kinderen. En daar ben ik ook heel trots op hoor.
Maar vandaag, 4 mei, wil ik even opscheppen over mijn ouders.
April en mei zijn drukke maanden voor ze, want veel basisscholen nodigen ze dan uit om in de klas te komen vertellen over hun oorlogservaringen. Dat doen ze via Herinneringscentrum Kamp Westerbork, dat dat organiseert.
“We waarschuwen u maar even van tevoren,” zegt zo’n juf of meester dan, die vaak al een paar weken bezig is met het project ‘De Tweede Wereldoorlog’. “Het zijn wel moeilijke kinderen. Er is altijd veel herrie in de klas en als het u te veel wordt stoppen we gewoon hoor, dan moet u het maar zeggen.”
Nog nooit hebben mijn ouders zich daardoor laten weerhouden.

Eetrantsoen mee

Anderhalf uur vertellen ze. Ze zitten voor in de klas en de kinderen luisteren, hoe jong ze ook zijn. “We zijn een soort komisch duo,” zegt mijn vader. “Zij vertelt over de onderduikperiode. Ik vertel over het bombardement dat ik kon horen in Amsterdam en over de hongerwinter.” In de loop der tijd verzamelden ze samen een koffertje vol spullen om te laten zien bij hun verhaal. Textielbonnen. Een granaatscherf. Een eetrantsoen, dat mijn vader ’s morgens klaarmaakt. Sneetje brood, plakje kaas, een aardappel, een jampotje half gevuld met aangelengde melk. En als klap op de vuurpijl een echte jodenster van stof. Die is al zo vaak de klas door gegaan – zwijgende kinderen die vol ontzag staren naar het gele ding met de grote J erop op hun vlakke handen – dat de torndraadjes er uit zijn verdwenen.

“Was u bang?”

Mijn vader en moeder vertellen hun persoonlijke verhaal. Daar zitten stukjes in die nog steeds pijn doen. De kinderen horen dat. Soms komt er eentje met een zakdoekje aan lopen, voor mijn moeder. Soms krijgen ze een glaasje water. En de kinderen mogen altijd vragen stellen. “Schrikt u nog steeds als u een harde klap hoort?” “Miste u uw moeder heel erg na de oorlog?” “Zijn bloembollen net zo vies als spruitjes?” “Wordt u verdrietig als u ziet dat het ergens anders ook oorlog is?”
Ja, knikken mijn ouders. “Ja. Al die dingen. En wat een goede vragen stellen jullie!”
Het zijn vragen die ik ze zelf soms helemaal niet heb durven stellen, maar nu kan het best, kennelijk. Door kinderen die niet weten dat je over sommige dingen vroeger niet kon praten. Mijn ouders vertellen, ze luisteren, ze antwoorden en ze vragen ook aan de kinderen die zelf een oorlog meegemaakt hebben hoe het nu met hun gaat. Wat ze herkennen, die Syrische, Somalische, Afghaanse kinderen die in de klas zitten.

Nooit meer

En dan zegt mijn moeder: “En weet je, omdat ik dit allemaal heb meegemaakt vind ik het zo belangrijk om jullie te vertellen dat je noooooooit zo moet doen tegen elkaar. Je moet elkaar nooit uitlachen om hoe iemand er uit ziet of om wat z’n vader en moeder doen. Praat met elkaar. Speel met elkaar. Vraag aan elkaar waarom ze doen wat ze doen. Probeer elkaar te begrijpen en te kijken naar de fijne dingen van de ander.” Dan knikken de kinderen en ze beloven het allemaal.
Als ze weggaan krijgen mijn ouders vaak een bos bloemen, of mooie tekeningen die de kinderen gemaakt hebben. Laatst ging een hele klas voor ze zingen. Een lied over de oorlog en dat die nooit meer mag gebeuren. Daarna wandelen mijn ouders heel blij terug naar hun auto, niet al te ver van het schoolplein. “Pfah,” zegt mijn moeder dan cynisch, maar met een tevreden glimlach. “Moeilijke kinderen… Kom nou toch. Ze hebben weer anderhalf uur doodstil geluisterd.”
De foto’s bij dit blog zijn gemaakt bij een HBO-opleiding, waar ook belangstelling was voor hun verhaal.
Scholen of organisaties die op zoek zijn naar een spreker die een ervaringsverhaal over de tweede wereldoorlog in Nederland of Indonesie kan vertellen, kunnen contact opnemen met Herinneringscentrum kamp Westerbork.

 
 

Hoe vaak moet je bloggen

Hoe vaak moet je eigenlijk bloggen? Vaak kom je op slimme antwoorden door te kijken hoe de natuurlijke gang van zaken is. Voila:
Vroeger spraken we met elkaar. Op straat: “Hee, hallo, alles goed met je? Met de hond, de kinderen? Nog iets bijzonders gebeurd? Nee? Nou ajuus dan! Tot morgen bij de bakker.”
Of per telefoon: “Haaaa, ik dacht ik bel maar weer eens even, we hadden elkaar zo lang niet gesproken en ik zat net aan je te denken.”
Of desnoods, bij gevalletjes buitenland, per brief. “Hier is alles nog precies zoals jij het voor het laatst hebt gezien, maar het weer is een stukje slechter hoor, jij boft maar met die tropische temperaturen daar.” Je zond een bericht uit door te vertellen. De ander luisterde of las en reageerde. Omdat jij het was en omdat ze je kenden.

Vertellen omdat je je verhaal kwijt moet

Als blogger ben ik eerder te vergelijken met de vrouw die we in het dorp Gekke Marie noemden. Zij liep met een kordate pas door de winkelstraat en vertelde zonder stoppen over haar akelige ervaringen in de oorlog. Niemand luisterde, maar ze werd wel vriendelijk gegroet en we kenden haar allemaal. Zij moest haar verhaal kwijt, dat was haar belangrijkste drijfveer. Bovendien verhoogde ze de sfeer in het dorp, want er was altijd iemand die je in elk geval kende: Gekke Marie.

We bloggen

Om diezelfde reden bloggen we. Vaak, liefst. Wekelijks, adviseren sommige specialisten. Korte stukjes tekst die de hele wereld zouden kunnen bereiken. Familie, vrienden, bekenden, klanten, volslagen onbekenden en wijde omgeving. Wordt niet altijd gelezen, maar ze kennen je naam. En jij bent je verhaal kwijt.
Dat zijn legitieme overwegingen. Toch vind ik het zelf prettiger om te wachten tot er echt iets knaagt aan me dat gezegd wil worden. Door mij. Dat het echt is. Klopt. Maar dat is misschien heel persoonlijk.

Show don't tell – dialogen

Laat eens iemand anders aan het woord. Als je je hoofdpersonen een gesprekje laat voeren vertellen zij het verhaal, niet jij. Da’s weer eens wat anders. Een statische situatie wordt ermee opgevrolijkt en krijgt betekenis.

Show, do tell

Heb je geen dialoog nodig voor het geven van informatie? Gebruik ‘m dan om een karakter, een situatie of de onderlinge verhoudingen te laten zien. Laten zien. Show. Als in ‘show, don’t tell’. Hoewel dat dus eigenlijk wel degelijk ’tell’ is. Niet de informatie geven. Laten horen hoe het eigenlijk zit.

Al 70 jaar

Show:
“Dat zijn narcissen”, zei ze, terwijl ze met haar knokige hand naar het rode tulpenveld wees. Voorzichtig liet hij zich zakken op het bankje waar hij haar rolstoel naast had gemanoeuvreerd.
“Dat weet ik toch,” antwoordde hij, en glimlachte naar haar zoals hij dat de afgelopen 70 jaar altijd had gedaan.
Don’t tell:
Hij bleef veel geduld houden met zijn dementerende vrouw.

Nu is het haar zaak

Show:
Met venijnige knipjes beet de snoeischaar in de onderkant van de bos rozen. Ze draaide zich om zonder haar werk te stoppen. “Dat zijn narcissen,” riep ze de winkel in. “Die kunnen niet bij lelies.”
De oude bloemist stak zwijgend een nieuwe bloem in de grafkrans. “Dat weet ik toch,” mompelde hij hoofdschuddend. Het was alsof ze zich niet eens meer wilde herinneren dat ze het vak ooit van hem zelf geleerd had.
Don’t tell:
Zijn dochter nam de zaak over en behandelt hem daarna respectloos.
 
 

Ze slaat hem helemaal in elkaar

“En op haar bruiloft slaat ze haar broer helemaal in elkaar.”
“Tjonge jonge. Heftig zeg. En waarom doet ze dat dan?”
“Tja… wie zal het zeggen…”
“Jij! Jij moet het kunnen zeggen.”
“Nou, misschien omdat ze er achter is gekomen dat hij vreemd ging?”
“Of heeft ze een of ander eng medicijn waardoor ze zomaar agressieve buien krijgt?”
“Nee, ik weet het! Ze heeft een tumor! Daardoor weet ze niet meer wat ze doet en zelfs niet meer wie ze is. Bij vlagen.”
“Oh ja, dat is leuk. Een tumor. Wel even checken bij een oncoloog of zoiets bestaat en welke symptomen je haar dan allemaal moet geven.”
“Ja, en dan begin ik daar al kruimeltjes van te verklappen vanaf hoofdstuk 6, als ze net verkering hebben.”

Roman schrijven:
Is deze werkelijkheid aannemelijk?

Zo verloopt soms een Boekenvroedvrouwenconsult. Iemand wil een roman schrijven. Fictie. Maar omdat een verhaal alleen spannend is als er iets heftigs gebeurt, verzinnen we soms de gruwelijkste dingen. Vervolgens gaat de schrijver uitproberen of het werkt. En natuurlijk moet de schrijver op onderzoek uit bij specialisten. Research doen. Kan het wel? Is het realistisch genoeg? Welke details uit het dagelijks leven moeten toegevoegd worden om deze bedachte werkelijkheid aannemelijk te maken? Zelfs voor een lezer die echt zoiets heeft meegemaakt?

50 tinten grijs van binnenuit

Zo’n onderzoeksfase leidt bijna altijd tot nieuwe ontdekkingen voor de schrijver zelf. Een bezoekje aan een gevangenis hoorde er bij voor een van de auteurs. Met uitgebreide gesprekken met cipiers en gevangenen. Een vrouw die van plan was een soort ’50 tinten grijs’ te schrijven ging eerst op zoek naar iemand die haar kon laten ervaren hoe de situaties voelen die ze wilde beschrijven. Die persoonlijke ervaring maakt het verschil tussen ‘schrijven als toeschouwer’ en ‘schrijven vanuit het hart’.
En dat laatste leest altijd het lekkerst.

Weten of ik je kan helpen bij het schrijven van een felrealistisch verzonnen verhaal?
Mail me

Was mijn huis maar de 2e Kamer

Meestal ken ik de mensen die bij me thuis komen. Vandaag wandelen er 14 volslagen onbekenden door mijn huis met keurende blikken. Ze knikken of schudden hun hoofd bij het zien van de ‘natuurlijke tuin’. Ze adviseren me om ‘retro-keuken’ te zeggen en ‘vintage badkamer’. Ze bewonderen de magnolia die helemaal volgens planning vanochtend op z’n allermooist is. Ze komen gezellig aan tafel zitten, nemen tot mijn grote plezier een speculaasje of een glaasje water en vullen de kaart in waarmee de makelaar ze later informatie kan sturen over dit heerlijke, lichte, ruime huis.

Dwarsdoorsnede

Als ik blogs zou schrijven om indruk te maken zou ik de samenstelling van de kijkersgroep zelf bedacht hebben. Het is de perfecte line-up voor ‘een doorsnede van de Nederlandse samenleving’. Nee echt, als de Tweede Kamer samengesteld zou worden met de kijkers van mijn huis, dan leefden we in een rechtvaardig land!

1 tot 20 in Swahili

De eerste bezoekers zijn een alleenstaande papa met een vrolijk meisje van een jaar of acht, dat ook wel graag wil weten wat er achter dat gordijn op zolder zit.
Dan een zwarte vrouw en een witte man met een springerige kleuter die de traptreden telt in de drie talen die hij al kent: Engels, Nederlands en Swahili. Eerst wil hij alleen een speculaasje en eentje voor papa en mama, dan wil hij ook wel wat drinken en dan wil hij op de w.c. boven en telt opnieuw als hij weer naar beneden loopt en dan nog twee speculaasjes.
Het liefst zou ik eventjes noteren wat 1 tot 20 is in het Swahili, maar mijn verkering is al begonnen met het rondleiden van de nieuwe kijkers: twee jonge vrouwen die duidelijk gewend zijn om te klussen. Je ziet het aan hoe ze rondkijken, de boormachine al bijna zichtbaar in de aanslag: …’en dan kan dit muurtje er uit en die balken daar schuren we op’…
Een jong stel dat de kinderen even bij oma heeft gedropt noemt het enthousiast ‘Een huis met mogelijkheden’. Voor een makelaar is dat een belediging geloof ik, maar zij vinden het juist leuk.
In het laatste half uurtje staat er opnieuw een alleenstaande papa voor de deur, nu met twee verlegen pubers. Hij stelt moeilijke vragen: ‘Waar gaat dit pijpje naar toe? En waarom zit er een verlaagd plafonnetje in de keuken?’ zodat ik mijn huis zie zoals ik het nog nooit gezien heb.
Even wachten we nog af of er nog oudere echtpaar en een gehandicapte komen, maar helemaal compleet wordt onze stalenkaart van de Nederlandse samenleving toch niet: om drie uur verklaren we onze OpenHuizenDag voor beeindigd.

Stolwijkpad 8 in Arnhem

Ik prijs me gelukkig dat zoveel verschillende en leuke mensen de weg naar Stolwijkpad 8 in Arnhem gevonden hebben. Een leuk huis verdient leuke bewoners. Misschien heb ik vandaag de volgende bewoners wel ontmoet. Ik gun het ze allemaal, deze plek met magnolia. En als je ook nog belangstelling hebt: gewoon even een afspraak maken met makelaar Puntman.

Terugkomdag voor schrijvers

Blieft u een granaatappelpitje?

Morgen is het OpenHuisDag. De ene helft van Nederland stelt dan een te verkopen huis open zodat de andere helft van Nederland langs kan komen om er in rond te kijken en een bod te doen.
Ik hoor bij de eerste helft en verwacht drommen kijkers in mijn tekoopstaande huis.
Ik ga namelijk een Klassieke Techniek uitproberen: granaatappelpitjes.
De geschiedenis geeft ons immers eindeloos veel voorbeelden van hoe je iemand overhaalt om op een plek te blijven of er juist vandaan te gaan: eten.

Paradijs

Bekend voorbeeld is natuurlijk (ik noem het nog een keer, dan houden we er over op voor altijd) die appel.
Adam en Eva wandelen door het paradijs, niks te beleven, Eva pakt een appel aan van een slang en meteen hebben ze Kennis van Goed en Kwaad en daarmee gewapend mogen ze dat saaie paradijs uit, het avontuur tegemoet. Lang verhaal. Google rustig eens na.

Granaatappel tegen relatieproblemen

Of het nu lang voor of ver na die appel was, daar wil ik van af zijn, maar de oude Grieken letten ook goed op wat ze aten. Zij kenden het verhaal van Persephone, de dochter van Demeter. Beeldschoon was zij, zodat Hades, god van de onderwereld verliefd op haar werd. Hij ontvoerde haar naar zijn rijk, waar ze zijn koningin zou worden. Dat is niet netjes. Je houdt problemen met je partner als je haar tegen haar eigen wil in bij je wilt houden. Daarom zette Hades haar een schoteltje voor met een granaatappel er op. Nee, wacht, dat was wel degelijk een slimme zet.

Waar je eet ben je thuis

Persephone beperkt zich heel bescheiden tot het eten van zes granaatappelpitjes. Haar moeder schakelt intussen hulptroepen in om haar weg te halen bij Hades. Maar omdat die gulzige Persephone al zes granaatappelpitjes heeft gegeten bij haar man, kan ze maar zes maanden per jaar mee met haar moeder. De andere zes maanden blijft ze bij hem. De regel van de goden is immers – daar zijn Ze heel duidelijk in – als je ergens wat eet, ben je er thuis.

Stolwijkpad 8 in Arnhem

De koffie staat klaar op Stolwijkpad 8 ArnhemWe kunnen leren van de geschiedenis. Vooral als ons huis te koop staat, zoals het mijne. Daarom heb ik een gul dienblad met heerlijke traktaties klaargezet voor de mensen die morgen komen kijken of ze in dit prachtige, ruime, lichte en gezellige huis in een kindvriendelijke omgeving met veel groen en een supermarkt vlakbij, alsmede scholen en sportvoorzieningen – Stolwijkpad 8 in het beeldschone Arnhem, bieden vanaf 160.000 euro – willen wonen.
Omdat ik wel voorzie dat geinteresseerde kijkers het meteen doorhebben als ik ze granaatappelpitjes serveer houd ik het bij hopjes en speculaasjes, maar het zou mij verbazen als er morgen geen koper tussen die knabbelaars zit. Ik houd je op de hoogte.

1 april 2017: OpenHuisDag op Stolwijkpad 8 in Arnhem
welkom tussen 11.00 en 15.00 uur.
De koffie staat klaar. Met een speculaasje. Pak gerust. Neem er zes.

Kijk hier alvast hoe leuk dat huis is

Stolwijkpad 8 Arnhem staat te koop

Jaag mijn fijne buren weg en win een boek

Kom je ook even langs?

Ze staat er op. V/h mijn huis.  Foto’s van elke ruimte, 360 graden foto’s, filmpje met gitaarmuziek er onder, elk hoekje van het huis kun je bekijken met je muis. De komende dagen zullen een paar honderd, misschien wel een paar duizend mensen dat doen. Gezellig idee. Het is alsof ik een groot feest geef en iedereen rondstruint door de kamers – zonder dat ik ze kan zien. Kom je ook even langs? Dan win je misschien wel!

Jaag de buren weg

Je helpt me enorm door even te klikken op mijn huis op Funda. Het huis van de buren schuin tegenover stond namelijk ook te koop. Is al verkocht trouwens. Maar daardoor komt wel het verkeerde huisnummer als eerste naar boven als je nu zoekt naar een huis aan het Stolwijkpad in Arnhem. Zo werken zoekmachines namelijk. Je moet Stolwijkpad 8 hebben. Die met die mooie tuin, de brede dakkapel en die twee lichtkoepels. Niet die andere. Trouwens: de buren zelf zijn schatten van mensen. Echt. Je hoeft ze alleen digitaal te verdrijven van de google zoekresultaten.

Zoekplaatje Stolwijkpad 8 Arnhem

Hoe meer mensen even gaan kijken, hoe beter mijn huis namelijk gevonden gaat worden door de zoekmachines. Daardoor is de kans groter dat ook de volgende bewoners mijn huis vinden, terwijl die nu nog helemaal niet weten dat ze mijn huis willen gaan kopen.
Om ervoor te zorgen dat je je niet verveelt terwijl je op mijn verzoek even lekker rondkijkt in dit prachtige huis heb ik een paar spannende zoekopdrachtjes voor je bedacht. Wie ze allemaal goed heeft krijgt van mij het boek ‘Schrijven met het Creatiepentagram’ met persoonlijke opdracht. Staan nog meer tips in over zoekmachines trouwens.
Kom effe digitaal langs dus, en win!

Win een boek met je digitale bezoek

  • hoeveel kamers tel je?
  • hoeveel klokken zie je?
  • welke loopt waarschijnlijk gelijk? (let op het licht)!
  • waar staat het koffertje van de fotograaf?
  • wat had ik voor het huis nog even moeten wegzetten?
  • welke boom staat daar al bijna in bloei?
  • waar ligt mijn bril?

Zet je antwoorden op mijn facebookpagina en win een boek met je digitale bezoek.
NIEUWSFLITS
Dankzij de vele bezoeken staat nu Stolwijkpad 8 Arnhem bovenaan bij de zoekresultaten.
Je kunt dus ook eens kijken naar het filmpje dat hier gemaakt werd.

Bekijk intussen rustig het filmpje
van dit heerlijke huis Stolwijkpad 8 in Arnhem.