Zo. Dan moet me nu even iets van het hart dat een enkeling misschien nog wel weet. Toch?
Het was 1980. We fietsten met z’n allen over de Bandijk. Langs de kernreactor en dan nog een stukje verder, daar lag een grasveld met een meertje er bij.
Er stonden feestelijke marktkraampjes waar onder andere het tijdschrift ‘Wij Eisen Geluk’ werd verkocht, wat me zeer aansprak omdat het de algemene stemming goed weergaf. Nooit meer wat van gehoord trouwens…
Ons groepje was naar Dodewaard gekomen met Grote Plannen. Ik weet niet meer precies wat de theorie over onze bagage was, maar we hadden onder andere een ruim eikenhouten tweepersoons bed mee, een staande schemerlamp, een strijkplank, een houtkachel, een stevige eetkamertafel met stoelen en een vloerkleed dat onze hoek van Het Kamp reuze sfeervol maakte.
Hoewel het eigenlijk te koud was dook een aantal van ons toch op zeker moment dat meertje in, wat het allemaal nog feestelijker maakte. Er was een podium, waar af en toe iemand op stond om te spreken, er speelden kinderen, er werden tofuburgers op barbecues of open vuurtjes gebakken en er werd overal muziek gemaakt. Hier was echt een Beweging aan de gang, dat kon je goed voelen. Ik kan me, vreemd genoeg, weinig meer herinneren van het geduw en geren bij de reactor zelf, maar op Het Kamp was de nieuwe wereld al begonnen.
We zouden blijven tot de reactor dicht ging, vertelden we elkaar met grote vanzelfsprekendheid. En omdat het zo beregezellig was leek me dat ook best goed te doen.
Toen werd het zondag. Een voor een verdwenen steeds meer enthousiaste actievoerders van het terrein.
Er vielen kale plekken tussen de tentjes. De muziek was gestopt, de gitaren en accordeons waren ingepakt. In de loop van de middag was de dijk vol vervoersmiddelen die weer wegreden van Het Kamp-waar-we-zouden-blijven-tot-die-reactor-gesloten-was.
Verbijsterd schoot ik een man met een bakfiets aan, die daar zojuist zijn laatste tentstokken in legde.
“Ga jij ook al weg?”
“Ja, natuurlijk,” zei hij, en keek op zijn horloge. “Ik moet nog even fietsen voor ik thuis ben, straks mis ik het nog.”
“Mis je wat? Het gebeurt toch hier allemaal?” zei ik verward.
“Koot en Bie vanavond. En je ziet, ik ben echt niet de enige die daarvoor naar huis gaat.”
Natuurlijk heb ik het nog meer vertrekkers gevraagd en inderdaad: ze gingen allemaal naar huis om Koot en Bie te kijken.
Ik wil het die twee niet nadragen, ze hebben vast te goeder trouw gehandeld, destijds. Maar diep in m’n hart verwijt ik ze toch nog wel een beetje dat ze de acties bij Dodewaard saboteerden met hun uitzendingen. Het slijt, dat wel. Het slijt zo dat ik in elk geval vanavond toch met plezier heb kunnen kijken.
En toch… de wereld had er vermoedelijk anders uitgezien als ze toen op een andere dag werden uitgezonden.