Najaarsschoonmaak

Vraag goede vrienden om je te waarschuwen als je schoonmaakneigingen reden tot bezorgdheid geven. Overdrijf nooit.


Je voelt ‘m misschien al wat sneaky aan komen kruipen: de drang om eens een paar dingen weg te doen -pas op!- Eens eventjes een verfje over een kozijn te halen -hellend vlak!-  nu het nog lekker weer is, misschien eens een keer die ruiten lappen -code rood, gevarenzone!-, je klerenkast uit te mesten -schei uit nu het nog kan!- en alles wat je deze zomer niet droeg in een zak te stoppen… -huuuuu! Ren!-
Het lijkt, zo onafhankelijk van elkaar genoemd, heel onschuldig. Maar tel het bij elkaar op en je blijkt besmet te zijn met de Najaarsschoonmaakwoede. Hij waart dit jaar al vroeg rond en wat achtergrondinformatie erover kan voorkomen dat je weggezogen wordt in woeste schoonmaakbuien en zo kostbare tijd verspilt aan huishoudelijk werk, die je ook had kunnen besteden aan eh… persoonlijke ontwikkeling, of lichaamsbeweging. Bijvoorbeeld. Hieronder vind je belangrijke informatie om die drie kwaliteiten – huishouden, persoonlijke ontwikkeling en lichaamsbeweging – juist te combineren.

Voorjaar: dartelen in een hooiberg

Jawel, dat bestaat wel degelijk, de najaarsschoonmaak. De bewijzen duiken hier en daar al op: twitteraars hebben het over ‘weer lekker fris huis’, facebookers roemen hun uitgedunde garderobe. ‘Allemaal naar een goed doel gebracht!’
Zoiets verwacht je misschien vooral rond de beruchte voorjaarsschoonmaak. Geen fabeltje.
In het voorjaar ging vroeger de kachel naar het boetje om meer ruimte te krijgen in de keuken. Omdat zo’n kreng altijd stevige roetsporen achterliet had het dan pas zin om alles even grondig te poetsen. Voila, voorjaarsschoonmaak. Dat ‘vroeger’ is natuurlijk nog maar een paar honderd jaar oud – vanaf de tijd dat we in huizen woonden en iets hadden om schoon te maken en zo ruimte te scheppen voor groei, voor lentebloesem en voor gedartel in hooibergen.

Najaarspoets: schaam je niet!

De najaarsschoonmaak zit misschien nog wel dieper dan de voorjaarsschoonmaak in onze genen verstopt. Veel vroeger vroeger leefden we buiten tot het weer zo slecht werd dat we ergens een onderkomen moesten zoeken. Een grot, bijvoorbeeld. Die moest dan zorgvuldig worden doorzocht en uitgemest zodat niet halverwege de winter opeens een beer in de achterkamer zou blijken te wonen. Zodra de bladeren begonnen met vallen, stel ik me zo voor, begon er een drang te kriebelen om ergens binnen te gaan, op te ruimen en te poetsen. Voila, de najaarsschoonmaak.
Het is beslist heldhaftig en bewonderenswaardg om  je er tegen te verzetten zo lang het nog kan. Maar als je toch voor de bijl gaat en toegeeft aan je najaarspoetsbui, schaam je er dan niet voor. Poets je huis, maar neem meteen ook even geest en wereld mee. Magisch huishouden werkt op zoveel niveaus tegelijk!

Het boek dat zelfs het huishouden zin geeft.

3 tips voor magisch huishouden:

1-Vul die dozen met overbodig spul, geef het aan een goed doel, train je keuzespieren door af te wegen wat mag blijven en wat weg gaat.
2-Haal je kledingkast leeg en bedenk hoe elk kledingstuk een bepaald aspect van je persoonlijkheid naar boven haalt. Doe weg wat niet meer bij je past.
3-Dweil de gebeurtenissen van afgelopen zomer van je vloer af, zodat je weer een schone basis hebt voor nieuwe belevenissen.

Meer magisch huishouden-tips? Sinds vandaag is mijn boek ‘De Magie Van Het Huishouden’ weer te bestellen bij mij.
Mail me even met je adresgegevens en ik stuur ‘m gesigneerd en wel naar je toe.
Voor 15 euro, incl. verzendkosten en een persoonlijke tip om de huishoudelijke klus die jij het allerverschrikkelijkst vindt toch Zinvol te maken.
 
 

Ben je een tekortschieter of een tekortkomer?

Dit is dus – ik wist ook niet dat het bestond – de tijd van de grote najaarsschoonmaak.
Eerder schreef ik dat we troep bewaren ‘voor het geval dat’. Heb je dan nog zo’n handige koevoet of spijkerbroekknoop liggen, dan ben je blij.
Wat is in de praktijk nu ‘het geval dat’?
Kort gezegd willen we voorbereid zijn op situaties waarin we niet willen tekortkomen of tekortschieten.

Bang dat je tekort komt? Dit keer niet!


-Tekortkomen:
Veel mensen zijn in een bepaalde periode van hun leven veel tekortgekomen. Aandacht bijvoorbeeld, omdat hun ouders het te druk hadden met ruzie maken inplaats van netjes te scheiden. Of veiligheid, omdat ze een ernstige ziekte hadden, geopereerd werden, lang van huis waren, te maken hadden met geweld. Of ze kwamen tekort aan plezier, omdat alles gericht was op presteren en braaf zijn.
Wie veel tekort kwam heeft zichzelf geleerd om voorraadjes te maken. Het lichaam werkt zo (volg een tijd een strikt dieet en het lichaam leert zichzelf om nijver vetten op te slaan als er weer eens wat eten komt, zodat je nog dikker wordt) en de geest ook: een tijd tekortkomen geeft altijd het gevoel dat er een buffer moet worden opgebouwd van iets, een idee, een ding, dat de klap kan opvangen ‘voor het geval dat’. Het geval dat is dus een situatie waarin je opnieuw het gevoel hebt tekort te komen. Daarom zit het tasje van een tekortkomer vol met snoepjes, snoeppapiertjes en kapotte suikerzakjes als er een tekort aan aandacht en troost is geweest (zoetigheid wordt veel gegeten als het effe tegenzit). En het zit vol met extra kleding als er te weinig bescherming is geweest, of te weinig erkenning voor de persoonlijkheid zelf.
In het huis van de tekortkomer is dit natuurlijk ook prachtig te zien: overal staat wel wat, de schuur, zolder en alle kasten puilen uit van de handige enkele sokken, kromme spijkers en palletjes-waarvan-niemand-meer-weet-waar-het-op-past. Je weet immers maar nooit.

En wie schiet jou te hulp?


-Tekortschieten:
Veel mensen (en vaak zijn dat dezelfde als de tekortkomers, maar ze gingen er anders mee om) hebben ook meegemaakt dat zij hulp nodig hadden in een bepaalde periode van hun leven en dat niet kregen. Of, ook akelig, dat iemand anders hulp nodig had en zij dat niet konden geven.
Zij wijden zich nu aan het bieden van snelle hulp. In hun tas zit de duvel en z’n ouwe moer ‘voor het geval dat’ iemand anders het nodig heeft. De tas puilt uit van pure dienstbaarheid. Pleisters, koeken, kinderspeelgoed, zakdoekjes, pennen, naaisetje, oploskoffie, motorzaag… Serieus: tijdens een workshop Damestasjeslezen verzuchtte een vrouw eens dat haar ‘finest hour’ zou zijn als er een amokmaker door de stad zou brullen: ‘Ik heb een motorzaag nodig!’ en dat zij dan haar tasje open zou knippen en kon zeggen: ‘Oh, die heb ik toevallig net bij me!’
Door anderen van dienst te zijn bewijzen ze niet alleen dat ze zorgzaam en lief zijn; ze maken zich ook nog es onmisbaar. Het enige dat ze niet bij zich hebben is ruimte voor zichzelf. En, oh ja, ruimte voor de ander om het eigen oplossend vermogen te trainen aan de interessante uitdagingen die het leven zo gul aan ons stelt.
Dit zijn de gevallen dat, waarvoor we troep om ons heen verzamelen.
Het grappige is: we komen tegenwoordig niet meer tekort. En we schieten ook niet tekort. Want als het erop aan komt verzinnen we wel wat.
Nu alleen nog even over de koekoeksvrouwen die helemaal niks willen verzamelen en voortdurend alles weg doen, al is het maar om plaats te maken voor de zojuist in een vlaag van enthousiasme aangeschafte gloednieuwe spul of kleer. Daar is ook al iets wonderlijks mee mis gegaan. Een volgend blog meer daarover.
Commentaar? Commaarop!